Deze herinneringen zijn begonnen vanwege een gesprek tussen
Gabriëlle en mij. Ik vertelde haar dat zij door een radicaal-linkse
scribent, wiens naam niet vermeld zal worden, wordt aangezien voor de
koffiejuffouw in het redactielokaal van Krapuul. “Wie schrijft
zoiets?” was haar volkomen gerechtvaardigde reactie. Tja,
radicaal-links. De mond vol over racisme – antisemitisme ligt wat
moeilijker, maar men heeft de vluchtweg van het “antizionisme”
gevonden – en seksisme, en ondertussen. Je hoeft daar niet verbaasd
over te zijn. Ik vertelde dat onderhavige scribent mijn oude
bovenbuurman van de Zilverberg was. De Zilverberg! Als trouwhartig
Amsterdam-Noorderling haalde zij wat herinneringen op en toen ik liet
weten dat ik er nogal lang gewoond heb leek het haar goed
herinneringen hieraan op te schrijven.
En aldus
geschiede.
Het eerste jaar dat ik er woonde was ik zoals het heette een schim. Zo heetten bewoners met een naam op hun deur en bij de bel die je nooit of in een flits zag. Als ik niet vruchteloos op de Universiteitsbibliotheek zwoegde op het tentamen Geschiedenis van de politieke theorie – onder die vlag ben ik afgestudeerd, maar met dat tentamen is het zo goed als niets geworden – roeide ik en was actief voor Palestina Komitee en Federatie van Vrije Socialisten. De kranten uit het collectieve abonnement las ik meestal pas een eind na middernacht. Dan was het opmerkelijk stil op de afdeling.
Op een avond besprak ik in een café – weet niet meer welk – met een echtpaar de toekomst in het kraakpand dat wij op het oog hadden (“wij” was meer dan dit drietal, maar dat is nu niet terzake). Zeven berenburg heb ik er doorgejaagd in het gesprek, ongelooflijk achteraf, en ik ben toch op de fiets naar huis op de Zilverberg gereden. Een tocht langs het kanaal en door parken, de diepte van de polder in. Ik kan mij nu alleen maar afvragen hoe ik het heb kunnen doen. Maar dat geldt eigenlijk voor alle tochten met alcoholische lading door binnenstad en noordelijk buitengebied.
Na het drinkgelag van de zeven berenburg kwam ik terecht in wat een feest van de afdeling bleek te wezen. Ik was betrapt, ik bestond echt, en kreeg ingeschonken. En nogmaals. En ik heb geen idee hoe vaak nogmaals – op zeker ogenblik werd het mij te veel – ik heb dat precies drie keer in mijn leven meegemaakt en dit was de eerste keer. Ik ben door medebewoners naar bed getild, ik werd op de grond wakker de volgende dag, teiltje voor het overgeven nog naast mij.
Aldus werd ik daadwerkelijk bewoner van de Zilverberg. Dat kraken ging niet door (dat is een verhaal voor die andere serie memoires), ik verliet wel kort daarop de Federatie van Vrije Socialisten (ook voor die andere memoires) en werd ondergedompeld in het afdelingsleven. Daar begint het verhaal eigenlijk.
Afbeelding: Door Iooryz – Eigen werk, CC BY-SA 4.0, https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=50237286