Er zijn boeken die wat mij betreft wachten op het ogenblik dat ze passen, en dat is niet altijd de verschijningsdatum. Dat gold voor mij voor de
Vliegeraar van Khaled Hosseini en ook dezer dagen voor
Joop den Uyl 1919-1987 van Anet Bleich. Het was nu de tijd om het ter hand te nemen en nu ik het uit heb blijkt het nog meer de tijd: de corrupte nonvaleurs van Rutte II vallen als overrijpe appelen van de allang verdorde boom – of ze echt vallen uit hun ambt is maar helemaal de vraag, want het is staande praktijk om met een verhaaltje over niet herinneren er vanaf te komen. Nu hebben we weer de kleine maar aartscorrupte krabbelaar Wopke H. – wie had het verwacht.
De biografie van Den Uyl is tevens dissertatie en wetende wie de promotor is moet haar de vraag gesteld zijn of ze de beschrevene een aardig mens vond. Er komt veel begrip en genegenheid in naar voren en die moet welhaast ontwikkeld zijn post factum: de schrijfster vond het tijdens het kabinet-Den Uyl hemelbestormend om lid te zijn van de Communistische Partij Nederland, om toen dit schip duidelijk aan het zinken was alsnog te kiezen voor de sociaal-democratie. Ik ben niet zo van standpunt veranderd als deze mijn studiegenote maar wel in de beoordeling van de man en “zijn” kabinet. De toekomst was aan links, dat was onontkoombaar en twee dingen goed begrijpen: het is niet waar gebleken en we kunnen met Nederland nog wel dieper in het (ultra-)rechtse moeras zinken dan nu al. Pas achteraf kan ik zien hoe de PvdA op zijn grootst tevens de ruimte liet voor de linkerzijde, parlementair maar misschien wel vooral buitenparlementair. Bij de verkiezingen van 1977 haalde de PvdA 53 zetels, PPR, PSP en CPN werden gereduceerd tot de status van zelfs naar de huidige normen kleine partijtjes. Om in feite later te sterven in GroenLinks. 1977 was het keerpunt en tevens het einde van het meest linkse kabinet dat Nederland ooit gehad heeft.
Den Uyl geloofde in de parlementaire democratie en hij is tot zijn schokkend vroegtijdige dood niet van dit geloof afgevallen. (Hij is ook altijd wel een beetje gereformeerd gebleven, wat hem niet valt kwalijk te nemen). Niet alleen Den Uyl, maar toch vooral hij, belichaamde het vertrouwen in die parlementaire democratie die we nu voor onze ogen zien verkommeren. Misschien, hopelijk zelfs heb ik het mis, schreef de anarchist, maar er is geen reden tot optimisme erover. Ja, de gesel der mildheid zoals cineast Theo van Gogh het noemde, slaat toe: ik mis Den Uyl en waar hij voor stond – ik mis zelfs de Den Uylwoestijn of Den Uylduinen, de Amsterdamse Westhavens die toch nog een dozenschuifgebied zijn geworden in plaats van een onbedoeld natuurgebied. Heimwee naar de enige echte onvervalste Joop den Uyl.