En toen werd het plotseling zacht. Wat heet zacht. Het werd even zomers, met temperaturen die je in de zomer ook niet vaak meemaakt.
Het kille voorjaar deed de iepen in mijn uitzicht besluiten het stadium van de rode bladknoppen over te slaan. Ze zijn er vaak al in januari maar dit jaar niet. Ik moet het in een fractie van een dag gemist hebben: er vielen bloesempjes en er ontwikkelde zich blad. Allemaal ongelooflijk snel.
Het doet mij denken aan een wandeling door het bos, begin april, toen het omstreeks twintig graden was, begin deze eeuw. Je kon de bladknoppen aan de bomen horen openknallen. Werkelijk een zeer opmerkelijke ervaring. In de stad hoor je dat niet, als het al te horen zou zijn.
Wilde planten zijn er ook in wonderlijke onmiddellijkheid. Kleine veldkers en herderstasje, hoe bescheiden ook in hun kleur en soms hun omvang, bloeien meteen en terwijl ik dit tik zijn de tasjes al gereed. Ongemoeid gelaten zijn ze er tot ver in de herfst. Ook de judaspenning is er plotseling volop - die geldt niet officieel als wild maar is het in feite wel inmiddels.
Die onmiddellijkheid, het er schijnbaar plotseling helemaal zijn verwondert mij - dit jaar nog meer dan anders, omdat het prille voorjaar zo'n beetje overgeslagen is.
Aandacht leidt tot verwondering en omgekeerd.
En verwondering en bewondering liggen niet ver uit elkaar.
Die door onze Vietnamese vriendin aanbevolen monnik is een enorm marketingsucces geworden. De aandacht die hij bepleit moet nu een Engelse naam hebben, mindfulness, iets wat geleerd en gepraktiseerd moet worden door mensen die ik er van verdenk vooral aandacht voor hun portemonnee te hebben. Het terroriseert inmiddels de doorsnee boekhandel. Dan zie ik daar een boek getiteld Mindfulness voor kids. Tja, "aandacht voor kinderen", dat is zo direct, confronterend en vergeet niet - het kost tijd en tijd is geld.
Thich Nhat Hanh heette die monnik en ik denk met weemoed terug aan de dagen dat zijn gedachten niet commercieel uitgemolken werden. En die vriendin is inmiddels overleden.
Twee manieren om een wandelingetje te beschrijven.
"Ik liep van A naar B en dat was het. Niets beleefd. Niets te zien. Niets aan de hand."
"Ik liep van A naar B, en het was prachtig. Tussen de straatstenen bloeiden herderstasjes en straatgras. Er zong een merel in de dakgoot. Ik had oogcontact met een beeldschoon lief uitziend meisje dat mij tegemoet liep. We groetten elkaar met een knikje."
Enzovoort. Het is inderdaad maar hoe je de wereld bekijkt.
Evelyn Underhill noemt de tweede beschrijving gebaseerd op de mystieke wijze van kijken. Mystiek als eenheid met het al. Dat is dus wel alledaagser dan het woord suggereert. Mystiek is niet iets ver wegs voor mensen met Bijzondere Ervaringen. Zeker, die kan men hebben, en men kan ze mystieke ervaringen noemen. Maar een plotseling andere kijk op de wereld en daarmee jezelf kan men ook mystiek noemen.
Godfried Bomans beschrijft in een preek die hij heeft mogen houden in Spijkenisse iets wat hij geen religieuze, laat staan een mystieke ervaring noemt. Ik ben zo vrij met hem van mening te verschillen.
"Ik zag geen bomen, maar groene pilaren met een pluim erop. Ik zag geen meeuwen, maar vreemde gedaanten uit het niets opdoemen en weer verdwijnen. Ik zag geen water, maar een plaat van grijs staal. Alles was nieuw. Alles was totaal onbegrijpelijk. Ook ikzelf. Ik keek langs me heen. Ik zag twee benen, die in stukken leer eindigen en dacht: zo ver loop ik door. Ik zag twee handen en dacht: ik ben ik. Maar wie is ik? Plotseling stond een wezen, dat op de griffeldoos met G.B. werd aangeduid, in een volkomen onbekende wereld. De dingen hadden geen naam meer, de etiketten waren afgevallen. (...). Ik zag alles voor het eerst, als een pasgeborene. Waarvoor diende het allemaal, wat was de betekenis van de dingen? En vooral: waarvoor ben ik er en wat doe ik hier eigenlijk? Waar kom ik vandaan? Waar ga ik heen?Uit: Tjeu van den Berk, Het numineuze
Het bovenstaande is een voor mijn gevoel noodzakelijke kanttekening bij de serie De dode korrel en de rijke vrucht. Die zal ik hierna voortzetten.
Maar het sluit ook aan bij de actualiteit van deze dagen, het lawaai rond de Oostvaardersplassen.
Zoveel mensen die gestorven grote hoefdieren zien in het gebied, dat dankzij het hekwerk aandoet als een verwaarloosd weiland in plaats van als een bijzonder natuurgebied.
U ziet de hoefdieren. U ziet niet de aaskevers, al het gedierte dat klaarstaat zich te goed te doen aan deze voedselbronnen. Inclusief vossen (aaseters als het uitkomt) en raven. De kleine zoogdieren, de vogels en insecten, de vissen, reptielen en amfibieën ontgaan uw blik. Om de flora maar niet te noemen verder. Het is ook wel jammer dat er geen paden zijn opengesteld in het gebied, waarvan het de bedoeling is dat het zich in rust ontwikkelt.
Mystiek, aandacht, verwondering gaan ook, of juist om het klein(st)e. Toch gaat het in het geval van de Oostvaardersplassen ook om het denkbare, degenen die te verwachten zijn als er verbinding komt met de Veluwe (wolven), voor vogels van verderweg die evenwel regelmatig Nederland bezoeken en die zich wellicht in de Oostvaardersplassen thuis zouden kunnen voelen. Gieren, ja - een categorie vogels die net als wolven een slechte pers hebben, gebaseerd op onjuiste beeldvorming. Roodkapje, films of strips over het "wilde westen" dat nooit bestaan heeft en waarin gieren een duister lot aankondigen. Een duister lot dat tenslotte ook u wacht, ja.
Natuur moet je zien.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten