Ergens op het gras liggend, pratend met een vrouwelijke kameraad wier naam ik nooit geweten heb - ach, hoe lomp ging je met elkaar om eigenlijk, en toch ook weer niet helemaal - in de tuin van het instituut voor politicologie.
De Rooie Flikkers kwamen zich presenteren, sommige mannen in bloemige jurken, opgemaakt. "Wij zijn niet normaal en daar zijn we trots op". Ik had sjans bij de heren en hoewel ik het wel leuk vond vroeg ik mij wel af waar ik het aan verdiend had. Naamloze Vrouwelijke Kameraad wees lachend op mijn haar. Ik had er een madeliefjesbloempje in gestoken dat op de een of andere manier los op het gras had gelegen. Zij dacht dat het daaraan lag. Bij wijze van afscheid gistermiddag klonk in het lunchcafé die afschuwelijke plaat van Scott McKenzie. Alles heeft met alles te maken.
Is een bloemetje in je haar steken "niet normaal"?
Bij die dag waarop de Rooie Flikkers naar buiten traden moet Krapuuls Willem aanwezig zijn geweest. Le Roi Danse, die nooit berust heeft in het zo uitgesproken streven in homokringen van nu om vooral "normaal" te zijn, met huwelijk en al, opgenomen in de lettervermicelli waar hij graag de spot mee dreef. Normaal, dat waren "zij", wij niet.
Toen we samen aan Krapuul werkten en ik mijn jaarlijkse bedevaart naar Nijmegen ondernam is het er niet van gekomen elkaar te ontmoeten. Ik vind het een troostrijke gedachte dat we elkaar wel tegengekomen zijn op dat grasveld, 16 mei 1976, zonder elkaars naam te weten zoals ik ook de naam van die kameradin niet geweten heb.
We moeten een raakpunt hebben gehad via "de Piersonstraat", 1981 - alleen was ik daar niet bij. Willem wel. Ik had een al dan niet zelfgekozen bezoekverbod sinds de eraan voorafgaande september. Ik had met de vuist op tafel geslagen, althans overdrachtelijk, hij er uit of ik er uit - mijn geliefde had iets met de vent van "haar beste vriendin", een toestand die ik niet wenste te accepteren. Maar ik liet me vermurwen door haar antwoord dat zij mij niet kwijt wilde, ook al was zij bang dat het wel kon gebeuren. En het geschiedde, niet lang nadat zij haar toevlucht bij mij had gezocht na de schrik van de sprong over de barricade rond de Piersonstraat.
De afslag bij de Ziekerstraat roept nog steeds de reflex op: de weg naar haar huis. Dat is dus 37,5 jaar geleden. Op die hoek is Louis Sévèke doodgeschoten, een geruchtmakende moord, zomaar op straat. Maar dit terzijde.
Wat bindt mij aan de stad? Niet het grasveld met het madeliefje en allen die eraan verbonden waren. Niet het regelmatig bezoek aan de SUN, later, toen ik vaak in de stad was omwille van de liefde. En ook dat is niet De Band. Het lot wilde dat mijn schoonouders - de echte, officieel erkende - gingen wonen in een prettige nieuwbouwbuurt, in een straat vernoemd naar een anarchiste wier naam geannexeerd is door de sociaal-democraten, ze kan toch niets terugzeggen. Verkenningen en fietstochten vanaf dit punt hebben de stad pas echt tot de mijne gemaakt. En de wetenschap dat ik die trouweloze geliefde er hoogstwaarschijnlijk niet zal tegenkomen, omdat zij er allang niet meer woont. Schoonouders zijn ook weer weggegaan, wij zijn ge- of verbonden gebleven.
Ik sta in de snijdende oostenwind die barre koude brengt aan de Waal. De vrachtboten die met hun duidelijk bewoonde cabinegedeelte iets huiselijks hadden in hun langsvaren zijn grotendeels vervangen door platte schuiten met de beruchte Containers uit China er op. Roep vooral om "Nexit" hoor, en zie of je het krijgt. En hoe goed het "Nederland" zal doen.
De Ooij is tegenwoordig te voet vanaf de Waalkade te bereiken, er wordt gewerkt aan de natuur. Is het een typisch Nederlandse paradox? Ik kijk naar de best steile heuvels langs de Waal, een onnederlands landschap en denk: "Mijn Nijmegen".
"Beste kerel, je hebt gelijk," spreekt Godfried Bomans tot me.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten