Voorkant van het nulnummer |
Maar deze gerechtvaardigde tegenwerping gaat er aan voorbij dat de leus nooit zomaar op een spandoek opgedoken is. Het is graffiti op een van de desolaatste plaatsen van Amsterdam, aangebracht in de kersverse maar reeds naar de al dan niet vermeende mislukking koersende nieuwbouwwijk die nog net de Bijlmermeer mocht heten. De leuze is van begin af aan als surrealistisch bedoeld geweest. Ik weet dit van degene die hem heeft aangebracht.
Niets mis
Overigens is er niets mis met de eis tot geluk. Wij zijn niet voor ons verdriet op aarde. Wat onlogisch klinkt aan de slogan is dat geluk niet of maar hoogst zelden uitgedeeld wordt, ongeluk des te meer. Er was een tijd in de hoogontwikkelde wereld waar Nederland toe behoort een periode in de afgelopen eeuw waarin als vanzelfsprekend de obstakels tot geluk ter discussie stonden zo niet bestreden werden. Het was een tijd van emancipatiestreven op alle mogelijke terreinen, niet alleen de "groot" aandoende verhalen (zoals ze toen nog niet heetten) van vrouwen, homo's van beiderlei kunne, arbeiders, om hun geloof of huidskleur gediscrimineerde mensen ....
Het emancipatiestreven omvatte mensen die gecategoriseerd werden of opgesloten of beide. Het streven is inmiddels in de vergetelheid of in de hoek met de zotskap weggezet: gekken, gevangenen, zwakzinnigen - of ingebed in de subsidieerbare en daardoor te temmen stroming, zoals milieuactivisme en inzet voor de ge(de-)koloniseerde wereld. Men kan het een kwestie van politieke cultuur noemen: streven naar geluk althans naar het opheffen van barrières ernaar hoorde bij "de jaren zeventig", die zich bij deze kwalificatie uiteraard niet aan kalenderbladen houden. De breuk met deze cultuur valt ergens in "de jaren tachtig", als rechts, dat Gramsci beter bestudeerd heeft dan "links", bepaalt dat geluk niet hoort omdat een op consumptie drijvende zogenaamd vrije markt juist structureel een gevoel van ongelukkigheid en tekort vereist. Een contrarevolutie tegen het Geluk die geslaagd mag heten.
Overigens is er niets mis met de eis tot geluk. Wij zijn niet voor ons verdriet op aarde. Wat onlogisch klinkt aan de slogan is dat geluk niet of maar hoogst zelden uitgedeeld wordt, ongeluk des te meer. Er was een tijd in de hoogontwikkelde wereld waar Nederland toe behoort een periode in de afgelopen eeuw waarin als vanzelfsprekend de obstakels tot geluk ter discussie stonden zo niet bestreden werden. Het was een tijd van emancipatiestreven op alle mogelijke terreinen, niet alleen de "groot" aandoende verhalen (zoals ze toen nog niet heetten) van vrouwen, homo's van beiderlei kunne, arbeiders, om hun geloof of huidskleur gediscrimineerde mensen ....
Het emancipatiestreven omvatte mensen die gecategoriseerd werden of opgesloten of beide. Het streven is inmiddels in de vergetelheid of in de hoek met de zotskap weggezet: gekken, gevangenen, zwakzinnigen - of ingebed in de subsidieerbare en daardoor te temmen stroming, zoals milieuactivisme en inzet voor de ge(de-)koloniseerde wereld. Men kan het een kwestie van politieke cultuur noemen: streven naar geluk althans naar het opheffen van barrières ernaar hoorde bij "de jaren zeventig", die zich bij deze kwalificatie uiteraard niet aan kalenderbladen houden. De breuk met deze cultuur valt ergens in "de jaren tachtig", als rechts, dat Gramsci beter bestudeerd heeft dan "links", bepaalt dat geluk niet hoort omdat een op consumptie drijvende zogenaamd vrije markt juist structureel een gevoel van ongelukkigheid en tekort vereist. Een contrarevolutie tegen het Geluk die geslaagd mag heten.
Serie over de revolutie van het geluk
De revolutionairen van het geluk verdienen het echter in geschiedschrijving opgenomen te worden, verwaarloosd als ze zijn doordat zij buiten de politieke hoofdstromingen vielen. Wij zullen in de naaste toekomst in serievorm aandacht besteden aan de revolutie en de revolutionairen van het geluk.
De revolutionairen van het geluk verdienen het echter in geschiedschrijving opgenomen te worden, verwaarloosd als ze zijn doordat zij buiten de politieke hoofdstromingen vielen. Wij zullen in de naaste toekomst in serievorm aandacht besteden aan de revolutie en de revolutionairen van het geluk.
Het blad Wij eisen geluk verscheen tussen juni 1978 en april 1983 op onregelmatige basis. Het eerste nummer was een nulnummer, waardoor de redactie zelf in de war raakte toen het laatste nummer aan de orde was: 23 of 24. Er zijn in ieder geval twee dozijn nummers verschenen in bijna vijf jaar.
Kritische dialoog
Het blad was bestemd voor berichten en verhalen over eigen ervaringen. Het was uitdrukkelijk bedoeld als post-partijpolitiek, nogal duidelijk van en voor studerenden of afgestudeerden. Hoewel het blad dus van en voor hogeropgeleiden was – onbeschaamd, en dat was in die dagen van zogeheten punkcultuur al een hele bekentenis – was stijl en toon bepaald niet intellectueel. Laat ik eerlijk zijn: ik heb er zelf in geschreven, niet veel maar genoeg om mij te doen omzien in verwondering. Er zijn twee niveaus die aangeven waarom ik er niet afstandelijk over kan schrijven.
Tacitus' wrok of naijver zijn niet aan de orde. Wat ik er wel nog steeds van vind, het zal niet alleen voor dit blad gelden, is dat “links” – het links dat zich links van de sociaal-democratie bevindt of bevond – naar het lijkt moedwillig iedere intellectuele neiging terzijde heeft geschoven. Juist omdat “rechts” nu eenmaal niets met intellectualisme heeft en al helemaal geen behoefte heeft aan maatschappij-analyse, valt het “links” aan te rekenen als het 't op dit gebied ook laat afweten. Dit is gebeurd, “we” hebben er GroenLinks aan te “danken”, gevuld met mensen die eigenlijk altijd al liberaal zijn geweest naar eigen zeggen en rijp voor fusie met D66. Dat is dan de parlementaire verzamelplaats van wat zich parlementair links van de PvdA ophield. De rechtse hegemonie heeft de SP in het volgende decennium alsnog een kans gegeven, nou net ook een partij die niet blaakt van intellectualisme. Enfin, kan ik dit Wij eisen geluk aanrekenen? Ik heb het nu voorhanden en geef mijn overweging in verband hiermee.
Het andere niveau is de wat mij betreft nog steeds voortgaande – en eenzijdige, als dat niet onzinnig klinkt – kritische dialoog met de inhoud van het blad. Het gaat dan niet om de berichten of verslagen, maar om de – bij terugzien nog steeds storende – neiging om “vrouwen” en “mannen” als soortwezens te beschrijven, met generalisaties die per definitie te ver gaan. In feite is het blad hier tenslotte op gestrand. “Mannen” vonden het nodig te schrijven over wat zij bij “porno” beleefden, ook een ervaring tenslotte. Dit kon haast als vanzelfsprekend niet goed gaan, vooral niet als er plotseling ook onvriendelijk overkomende “kritiek” op “vrouwen” bij naar voren kwam. Het betekende wegvallen van distributiepunten voor het blad, leegloop bij de redactie en de daarop onvermijdelijk volgende opheffing. Een blad op het breukvlak van twee decennia (mij dunkt dat dit breukvlak duidelijker en ingrijpender is dan dat waar Romein over geschreven heeft) verdwijnt.
Kritische dialoog
Het blad was bestemd voor berichten en verhalen over eigen ervaringen. Het was uitdrukkelijk bedoeld als post-partijpolitiek, nogal duidelijk van en voor studerenden of afgestudeerden. Hoewel het blad dus van en voor hogeropgeleiden was – onbeschaamd, en dat was in die dagen van zogeheten punkcultuur al een hele bekentenis – was stijl en toon bepaald niet intellectueel. Laat ik eerlijk zijn: ik heb er zelf in geschreven, niet veel maar genoeg om mij te doen omzien in verwondering. Er zijn twee niveaus die aangeven waarom ik er niet afstandelijk over kan schrijven.
Tacitus' wrok of naijver zijn niet aan de orde. Wat ik er wel nog steeds van vind, het zal niet alleen voor dit blad gelden, is dat “links” – het links dat zich links van de sociaal-democratie bevindt of bevond – naar het lijkt moedwillig iedere intellectuele neiging terzijde heeft geschoven. Juist omdat “rechts” nu eenmaal niets met intellectualisme heeft en al helemaal geen behoefte heeft aan maatschappij-analyse, valt het “links” aan te rekenen als het 't op dit gebied ook laat afweten. Dit is gebeurd, “we” hebben er GroenLinks aan te “danken”, gevuld met mensen die eigenlijk altijd al liberaal zijn geweest naar eigen zeggen en rijp voor fusie met D66. Dat is dan de parlementaire verzamelplaats van wat zich parlementair links van de PvdA ophield. De rechtse hegemonie heeft de SP in het volgende decennium alsnog een kans gegeven, nou net ook een partij die niet blaakt van intellectualisme. Enfin, kan ik dit Wij eisen geluk aanrekenen? Ik heb het nu voorhanden en geef mijn overweging in verband hiermee.
Overgenomen uit het logboek van het Fort van Sjakoo, eerste stukje van schrijver dezes in Wij Eisen Geluk |
De leuze “Wij eisen geluk” heeft in de late jaren zeventig ook in Nijmegen op een muur gestaan, naast de oerversie in de Bijlmer. Het is iets om over na te denken: het is een heel redelijke eis of wens. Zeker in een tijd waarin het godsdienstige vertoog dat wij niet voor ons plezier op de aarde zijn geen aansluiting meer vindt bij de meeste mensen. Dat het als onzinnig afgedaan zou kunnen worden zegt alles over de heersende ideologie. In Spanje gingen jongvolwassenen de straat op in 2011, tot nu toe het 1968 van deze eeuw, om een waardig bestaan te eisen. In de eis ligt net als die van geluk de vervulling al besloten.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten