02 juni, 2017

Het bedroefde dier spreekt

Ze staat in de rij achter mij bij de kassa, we blijken op een punt in aankopen overeen te komen wat tot enige verwarring leidt. Zij vertrekt de andere richting in.
Het is de tjd van het jaar, begin juni, het is het weer. Het is haar kleur haar, haar gestalte/lengte, enigszins gebogen rug. Die door haar zwarte haren bedekt wordt voor een groot deel, zij heeft een rugloos topje aan (de kleding klopt niet, wel de kleuren).
De fatale flits, die ik altijd voel als ik een (jonge) vrouw zie die mij aan M*1 doet denken A).
En dan dringt tot mij door: je hebt jezelf steeds voorgelogen dat je niet verliefd op haar was.
Dat was je wel. En de wens dat ze liefst de volgende ochtend zou vertrekken was een oprisping van een Animal triste.
Dat het allemaal moeilijk was tussen ons heb ik nog maar zeer kort geleden geschreven (laatste alinea). Zij zei eigenlijk meteen dat zij verliefd was. Ik dacht vooral, al vond ik het onuitstaanbaar van mijzelf: "ik wou dat je weg ging". Al had ik wel mijn verantwoordelijkheidsgevoel jegens haar, vooral toen zij ook nog dreigde zwanger te zijn.
Het droeve dier is nu juist naar de oude zei (wie ook weer) niet de haan en ook niet het vrouwelijke mensendier. B)
Een vreemde flits, vreemd inzicht voor de deur van een supermarkt. Na zoveel jaren.


A) Dit is een wat harteloze afkorting. Het Lot wilde dat ik die zomer binnen een maand drie geliefden heb gehad met ongeveer dezelfde naam. Destijds was ik verrast door het laatste, nu kijk ik in verwondering terug op het eerstvermelde in voorgaande zin. de derde was overigens een betrekkelijke blijfster, wees gerust.
B)  Toegeschreven aan Galenus.

Geen opmerkingen: