Aan onze politici in campagnetijd.
Hier een bericht terug vanuit de christelijke cultuur.
Wij hebben uw
flirts gezien,
en zijn blij met de hernieuwde waardering voor onze
mooie traditie.
Om de renaissance van onze relatie in goede banen te leiden,
laten we graag eerst even
onze kant van het verhaal horen.
Het is beter om naar elkaar te luisteren, dan over elkaar te praten.
Als u na het lezen van deze
vijf stellingen nog steeds met ons verder wilt,
zien wij uit naar vier mooie politieke jaren na 15 maart.
1. Boezemvrienden worden we (gelukkig!) nooit.
Een kerk is geen politieke partij, en een politieke partij is geen kerk.
Dat moet je ook niet willen, daarvoor hebben we de scheiding van kerk en staat.
Als die twee te veel bij elkaar op schoot gaan zitten, krijg je een politieke of religieuze dictatuur
waar niet God of het volk, maar alleen de machthebbers mee gediend zijn.
Of de zetels nou naar links of naar rechts gaan, de kerk zal altijd haar eigen koers varen.
En daarin niet bang zijn om kritisch tegenover de regering te staan waar het evangelie daarom lijkt te vragen.
In de bijbel woonden de beste profeten ver weg van het paleis, voor ieders bestwil.
2. Ons koninkrijk is niet van hier.
Christenen zijn geen stemvee. Hun koninkrijk is niet van hier, hun koning is niet van deze aarde.
Dat kun je dromerig noemen (letterlijk: het hoofd in de wolken) of staatsgevaarlijk (want Jezus had geen boodschap aan Caesar).
Altijd zullen we onze handen en woorden inzetten voor een betere versie van de grond waarop onze voeten staan.
Altijd zullen we ons inzetten om het beloofde koninkrijk in godsnaam alvast wat gestalte te geven in het land waar wij leven.
Altijd zullen we verbinding zoeken met de naasten.
En toch blijft het zo dat je de christelijke cultuur onmogelijk kunt mobiliseren als politieke kracht.
Ons koninkrijk is een groteske utopie - te radicaal voor de compromissen van uw coalities,
te allesomvattend voor uw landsgrenzen, te veeleisend voor uw verantwoordelijke beleidsmakers.
3. ‘Christelijk’ is een uitnodiging, geen afgrenzing.
Iedereen mag bij de christelijke cultuur horen. Jood, Griek, man, vrouw, koning, slaaf.
Zo zei een van onze oprichters het ongeveer, de apostel Paulus.
Deze christelijke jood met een Romeins paspoort schreef dat in het Grieks.
Christen word je niet door ras of uit geboorte of vanwege je historie.
Christen mag je zijn door de genadige adoptie van een liefdevolle hemelse vader.
Dat uitnodigende karakter zit diep verankerd in de christelijke cultuur.
Overal waar die term gebruikt wordt, moet er een welkom klinken.
Jezelf ‘christelijk’ noemen om daarmee hele groepen anderen buiten te sluiten is geen optie binnen onze traditie.
Zelfs niet als die ander geldt als concurrent of zelfs bedreiging:
‘Heb uw vijand lief’ is een vuistregel die wij wonderlijk (soms pijnlijk) genoeg hebben meegekregen van onze Heer zelf.
4. De christelijke cultuur is barmhartigheid.
Wie ‘christelijk’ mag heten en wie niet, vertelt Jezus aan de hand van een verhaal over schapen en bokken.
De schapen (de christenen) staan aan Jezus’ rechterhand en mogen daar staan omdat ze hongerigen voedden, dorstigen te drinken gaven, vreemdelingen opnamen, naakten kleedden en zieken en gevangenen bezochten.
Meer dan alle geloofsstellingen, meer dan alle kerkgang of kerkgeschiedenis is dit het fundament van alle christelijke cultuur: de barmhartigheid.
Heb God lief boven alles en behandel een ander zoals je zelf behandeld wilt worden -
dat is het hart van de Wet en de profeten, en dus het hart van de christelijke traditie.
5. De christelijke moraal maakt het politici onmogelijk.
Wie de Bergrede of andere woorden van Jezus wil doorvoeren als politiek program, loopt al snel gillend weg.
Wraak wordt ondergeschikt aan het toekeren van de andere wang.
Vergeving moet tot in het oneindige worden herhaald.
Als een ander iets van je eist, moet je niet weigeren maar juist het dubbele geven.
Daar valt geen politiek op te bedrijven.
Het is een open uitnodiging naar gewelddadige profiteurs om een weerloze cultuur omver te lopen.
Eeuw in, eeuw uit hebben fans van Jezus het gezegd: ‘Dit kunt u toch niet menen!’
- Maar hij meende het serieus genoeg om het in praktijk te brengen en zich te laten verraden,
bespotten, bespugen, mishandelen en kruisigen.
Politici die met de christelijke cultuur flirten hebben de plicht om zich tegelijkertijd rekenschap te geven
van dat eerste voorbeeld van de ‘eerste christen’.
Tot slot
Wij passen ervoor om ingezet te worden voor holle campagne-retoriek,
om als stemvee te worden opgetrommeld, om de symbolische stok te zijn waarmee anderen worden weggeslagen.
Dat druist recht tegen het hart van het christendom in, dat wereldwijd open is,
grenzeloos barmhartig en lokale politieke beslommeringen ver overstijgt.
Aan de andere kant juichen we het toe - dat de christelijke traditie zoals christenen die zelf verwoorden,
meer ruimte krijgt in het politieke spel en in het maatschappelijk gesprek.
Laat kinderen weer iets leren over die dwarse idealist die Jezus Christus was.
Laat hen leren wat geloven betekent, zodat zij met begrip kunnen opgroeien in een multireligieuze samenleving.
Laat hen leren waar de alomtegenwoordige christelijke symboliek in onze geschiedenis echt naar verwijst,
zodat ze beschermd worden tegen opportunistisch misbruik ervan.
Leef het hen politiek voor, zodat al het mooie dat de christelijke cultuur voorstaat, meer gerealiseerd zal worden.
Tot zegen voor alle volken, zoals de oude woorden dat zo mooi zeggen.
Petitie. Het is eigenlijk meer een verklaring dan een petitie, en een die geen dag te vroeg komt in deze tijden waarin ronduit fascistische of fascistoïde politici over "christelijke cultuur" oreren.