Over zo ongeveer negentig procent van de jongeren is eigenlijk niet bekend hoe het er mee voorstaat wat betreft hun religie – omdat ze hun heil zoeken waar de onderzoekers hen niet kunnen bereiken: buiten de kerkelijke verbanden.
---------------------------------------------------------
Het knallende toontje is dat van de voormalige zendgemachtigde, voorheen zeezender die keihard de lllekkerste was voor wie jong was en wat willlde. Maar voor het
Xnoizz Flevofestival worden stoere christelijke muziek beloofd en lllectures (kort maar krachtig J.P. Balkenende in beeld), op het festivalterrein wordt alcohol niet toegestaan en het zonder ouderlijk toezicht kamperen wordt wel als problematisch beoordeeld, maar het is ook een van de aantrekkelijke kanten van het festival. Samen pannekoeken bakken met de buren wordt als gezellig hoogtepunt aangekondigd in
de presentatievideo die in de VU-zaal wordt vertoond.
Festivalvoorlichtster Carolien Roos enqueteert onder festivalgangers en weet te melden dat negentig procent van degenen die er voor het eerst komen van plan zijn terug te komen en dat men inderdaad gemiddeld vier keer naar toegaat. Algemene teneur van de antwoorden: men vindt
het bij het festival, wat men in de kerk niet (meer) vindt. Roos vraagt zich wat verontrust af wat dit
het precies is.
Aan het andere einde van het spectrum weet ook het
Dominicaans centrum in Huissen volop jongeren die geen kerk zijn binnen te krijgen de geleefde religie – zoals onderzoeker Ton Zondervan het noemt – van de kloosterlingen aan te trekken. Met andere woorden: jongeren kunnen
het tegelijk zoeken in het lawaai van christelijk goedgekeurde bands die niemand buiten het eigen circuit kent, of in de stilte van een
klooster.
Deze tegenstrijdig aandoende gegevens illustreren de ongrijpbaarheid en onmeetbaarheid van hoe jong Nederland er voorstaat op religieus gebied. Op een seminar getiteld
Ze geloven het wel werd donderdag 17 januari in een redelijk gevulde zaal in de Vrije Universiteit een literatuuroverzicht gepresenteerd over hoe het onderzoek naar jongeren en religie er voorstaat in Nederland. Dergelijke
overzichten komen onveranderlijk tot de conclusie dat er meer onderzoek geboden is (de auteurs vermelden er dan bescheidenheidshalve niet bij: door ons, maar dit wordt meestal wel bedoeld). Het publiek werd hierin niet teleurgesteld. Sterker nog: behalve de jonge moslims zijn de meeste jongeren in Nederland in religieus opzicht niet in kaart gebracht. De ouders van de huidige jongeren vormen al de generatie die de kerk in meerderheid verlaten heeft, en voorzover dit niet het geval is, is kerkgang voor jongeren vanaf hun vijftiende problematisch – een punt van onderhandelen, zoals de onderzoekers het met understatement noemden.
Maar niet naar de kerk gaan betekent niet, dat er niet geshopt wordt op de reli-markt, of aan knip-en-plak-godsdienst gedaan wordt (ook wel
bricolage genoemd door de onderzoekers), termen die vooral de tegenstrijdigheden van religieuze speurtochten van vandaag illustreren. Ook wie in de Kerk blijft lijkt dit te doen op grond van een keuze voor een identiteit, zodat de jongeren die blijven in het algemeen een conservatievere houding aannemen dan hun ouders, en eventueel tot fundamentalisme neigen. In deze houding lijkt er een convergentie tussen moslims en christenen (andere godsdiensten kwamen eigenlijk niet ter sprake). Een opmerkelijk onderzoek dat gepresenteerd werd, dat alle hedendaagse tegenstrijdigheden leek weer te geven, was van Stef Aupers, die onderzoek had gedaan onder online spelers van
World of Warcraft. Spelers ervaren hun spel als een stap in een ongecompliceerde natuurlijke wereld, vrij van high-tech. Dat veel religieuze uitwisseling en vorming van nieuwe gemeenschappen onder jongeren plaatsvindt
op het internet lijkt wel duidelijk. Uren doorgebracht aan de computer, die worden ervaren als een stap in een computerloze wereld vormen wel een bijzondere illustratie hoe een massaproduct uit de populaire cultuur religieus of spiritueel – het onderscheid is ook vaag – beleefd wordt. Er werd ook overeenkomst gezien tussen Marokkaanse jongeren die massaal naar bepaalde religieus getinte concerten gaan en EO-Jongerendagen.
Maar het is de vraag of de jongeren dit zelf zo zien,
van beide kanten. Hoewel de presentatoren (
Monique van Dijk,
Martijn
de Koning,
Joris Kregting en
Johan Roeland) van het literatuuronderzoek en verscheidene referenten aan de jonge kant waren, was er slechts een referent die tot de beschreven groep behoorde: imam Yassin El Forkani uit het Amsterdamse Slotervaart. De imam sprak min of meer de taal van de straat, niet grof, wel direct: de jongeren die ik over dit onderzoek heb gesproken, zei hij, trekken er hun schouders over op. Wat machteloos werd hier door diverse onderzoekers op gereageerd in woorden die moeten imponeren maar die vooral de onbereikbaarheid van het onderwerp nog eens onderstreepten: meso-niveau, perennialiteit, tot en met
sociaal enkeedzjment.
That
don’t impress me much.
Net als het zoeken naar “hedendaagse popmuziek” en eigentijdse jongerentaal (“Jezus is veeeet” meldde een EO-jongere via de powerpointpresentatie – maar is dat wel eigentijds genoeg inmiddels?) is misschien het speuren naar de religiositeit van jongeren een tasten naar het ongrijpbare. Een troostende gedachte: godsdienstsocioloog Hijme Stoffels wist te melden dat
hier zestig jaar geleden ook al over getobd werd, onder verwijzing naar
Jeugd tussen god en chaos van N.G.M. van Doornik, uit 1948.
- Januari 2008 voor
News4all