De strijd is gestreden: de politieke erfgenamen van de partijen die zich op het marxisme beroepen maken deel uit van het feitelijke eenpartijstelsel dat de kapitalistische metropolen overheerst: “er is geen alternatief” en mocht u denken van wel dan hebben wij traangas, knuppels en desnoods kogels en bommen voor u. De door deze erfgenamen beheerste staat bestrijdt marxisten en anarchisten beiden. Seán Sheehan stelde het al in zijn Anarchism: het is aan anarchisten eerder dan aan zogenaamde marxisten om de gedachten van Marx levend te houden. Daniel Guérin gaat niet zo ver Marx op te nemen in het pantheon van anarchistische denkers. De uit Bukowina afkomstige Franse denker Rubel zet die stap wel, speciaal in een boekje dat de titel draagt: Marx, théoricien de l'anarchisme. Let wel, theoreticus van het anarchisme, niet van de anarchie, ook al citeert Rubel uit De zogenaamde splitsing in de Internationale: “Alle socialisten beschouwen dit als anarchie: als het doel van de proletarische beweging, de afschaffing van de klassen, eenmaal bereikt is verdwijnt de macht van de Staat en de regeringsfuncties veranderen in eenvoudige administratieve functies.” (p.38) De anarchie als eindpunt van de revolutionaire arbeidersbeweging, ook Lenin zag in Staat en revolutie geen ander doel, ook al was hij medeverantwoordelijk voor ongeveer het tegendeel in het rijk dat de Russische Revolutie van “oktober 1917” geërfd heeft.
In het conflict in de Eerste Internationale beschouwt Rubel Marx eerder als de anarchist dan Bakoenin. Laatstgenoemde ziet hij, als er met de kwalificatie “autoritair” gegooid moet worden, eerder als autoritair dan Marx: de ondoorzichtige geheime genootschappen, zijn voorbijgaan aan de concrete belangen van de arbeiders en zijn antisemitisme dat onmiskenbaar meeklonk in zijn partij kiezen tegen Marx. De biografie van Marx getuigt net zo goed van een aanhoudende strijd tegen het gezag als die van Bakoenin. Deels gaat het betoog van Rubel uit van het ongerijmde: het ontwerp van wat Das Kapital had moeten worden omvatte een afdeling Staat, en Rubel is er van overtuigd dat hieruit de anarchistische Marx zou hebben gesproken. Het kan moeilijk ontkend worden, maar toch evenmin bevestigd. De idee van de afschaffing van de staat en het geld als doel van de zich bevrijdende arbeidersklasse gaat vooraf aan Marx' studie van de politieke economie. De negatie van staat en kapitalisme door de talrijkste en meest onderdrukte klasse is in de eerste plaats een ethisch imperatief eerder dan een op dialectische wijze aangetoonde historische noodzaak. Rubel zelf acht het een taak die volbracht moet worden eenvoudigweg in het belang van het voortbestaan van de menselijke soort – maar deze diagnose is ingegeven door de ecologische crisis waarvan in de negentiende eeuw nog geen sprake was zoals nu. Het is duidelijk dat de aanduiding van Marx als anarchistisch denker niet slechts descriptief is, maar ook prescriptief. Het slot van het postscriptum:
“Door aan het werk van Marx een zeer belangrijke plaats toe te kennen onder de bijdragen aan een theorie van het anarchisme streven wij er naar het intellectuele erfgoed van de revolutionaire denkers van de negentiende eeuw te behouden. De nieuwe theorie zal geboren worden uit een revolutionaire beweging op wereldschaal, zonder welke de “economische bewegingswet van de moderne maatschappij”, die Marx pretendeerde ontdekt te hebben, de overhand krijgt boven het instinct tot voortbestaan en behoud van onze soort. Hoewel deze “wet” afhankelijk is van de wetenschappelijke analyse van de kapitalistische productiewijze – die nog verre van het einde van zijn ontwikkeling lijkt te zijn – ligt het categorische imperatief van de proletarische revolutie besloten in die ethiek van de anarchie waarvan Kropotkin ons de prolegomena heeft nagelaten.” (54)
– Maximilien Rubel, Marx, théoricien de l'anarchisme. [Opnieuw uitgegeven door Entremonde, gedateerd 2011. Postscriptum, waaruit hierboven geciteerd dateert van 1983. De hoofdtekst is van 1973].
Geen opmerkingen:
Een reactie posten