Alain Supiot: ‘De kwestie van de arbeid nieuw leven inblazen.’
Interview met Alain Supiot door Julie Clarini in Le Monde van 28 september 2012.
Vertaling: Johny Lenaerts.
De hoogleraar in de rechten schreef het voorwoord van een werk van de Italiaanse intellectueel en syndicalist Bruno Trentin, overleden in 2007. Alain Supiot is hoogleraar aan het Collège de France, rechtsspecialist, en hij leidt in Nantes het Institut d’études avancées. Bij Fayard, in de nieuwe collectie waarvan hij de leiding heeft, ‘Poids et mesures du monde’, heeft hij het voorwoord geschreven van La Cité du travail (uit het Italiaans vertaald door Jérôme Nicolas, 448 p., 25 euro), een werk dat in 1997 in Italië verschenen is, een kritische analyse van de relatie van links met de arbeid. Zijn auteur, Bruno Trentin werd op zeer jonge leeftijd politiek actief, eerst als verzetsstrijder in Frankrijk, waar zijn familie, op de vlucht voor het fascisme, naartoe getrokken was, daarna in de Italiaanse syndicale beweging. Van 1988 tot 1994 stond hij aan het hoofd van de CGIL (Confederazione Generale Italiana del Lavoro), van 1999 tot 2004 was hij volksvertegenwoordiger bij het Europees parlement. Volgens zijn analyses wordt het falen van een links alternatief voor het ultraliberalisme veroorzaakt door zijn historische onderwerping aan het denkkader dat voortvloeide uit het taylorisme en de vormen van wetenschappelijke organisatie van de arbeid.
Volgens Bruno Trentin bestaat de historische fout van links erin zich het tayloristische model toegeëigend te hebben. Waarom? Vanuit een terugblik op de periode van de tweede industriële revolutie aan het begin van de twintigste eeuw, het tijdperk van de machine, toont Bruno Trentin aan hoe de discussies over het aan te nemen standpunt tegenover de nieuwe vormen van arbeidsorganisatie, hetgeen men het ‘wetenschappelijk management’ noemt, onder de mat geveegd werden. De kritiek van de onmenselijkheid van deze organisatievormen beroert evenwel alle milieus,zowel artistieke als intellectuele, politieke als syndicale: het is de tijd van Metropolis van Fritz Lang en van Modern Times van Charlie Chaplin. Maar dit wetenschappelijk management werd door een meerderheid van de linkerzijde opgevat als de prijs die moest betaald worden voor de vooruitgang. Op dat vlak bestaat er een gemeenschappelijk standpunt tussen communisme en kapitalisme om de kwestie van de arbeid te zien als een onderdeel van de techniek en niet van de politiek. En net zoals Lenin vat de Italiaanse marxistische intellectueel Gramsci (1891-1937) de fabriek op als een organisatiemodel dat tot de ganse maatschappij dient uitgebreid te worden. Enkel een paar scherpzinnige denkers hebben ingezien dat de kern van het probleem gelegen was in de vervreemding van de mensen die aan een dergelijke organisatie onderworpen werden en dat het dus niet volstond om te strijden tegen de economische uitbuiting van de arbeiders. Dat was bijvoorbeeld het geval bij Simone Weil (1909-1943), een jonge intellectuele die in een fabriek was gaan werken vanuit het idee dat de aard van de arbeid enkel kan begrepen worden vanuit de ervaring van de arbeid van de arbeider. Maar over het algemeen kan men stellen dat alle stemmen die een andere relatie tot de arbeid wilden exploreren een minderheid van de linkerzijde vormden en historisch verslagen werden.
Kan men zeggen dat La Cité du travail een herlezing van de geschiedenis van links inhoudt, maar niet in het licht van de traditionele tegenstelling tussen revolutie en hervorming maar doorheen de blik op de arbeid? Inderdaad, het reformisme en het communisme deelden het geloof in een ‘wetenschappelijke organisatie’ van de productie, die de arbeidswereld van de overgrote meerderheid onderwierp aan een opeenvolging van dehumaniserende werkzaamheden. Vandààr dat het maatschappelijk conflict – of de hervorming – enkel maar als doel had dit gealinieerde leven met tijd en geld te compenseren: door middel van de vermindering van de arbeidsduur of door loonsverhoging… Deze verregaande reductie van het thema van de sociale rechtvaardigheid tot de kwestie van compensaties, verkleinde het perspectief van het arbeidsrecht tot een ruil van kwantiteiten: aan de ene kant loon, aan de andere kant ondergeschikte tijd. Maar de arbeid zelf, in zijn kwalitatieve dimensie, werd afgevoerd. Niettemin verandertalles met de nieuwe cybernetische wereld en de psychosociale risico’s. Het recht begint belangstelling te vertonen voor de arbeidsorganisatie als gevaar voor de mentale gezondheid. Vroeger konden enkel machines beschouwd worden als oorzaak van ziektes. Momenteel kan de instelling ziektes veroorzaken.
Bestaat er bij Trentin een erfenis van het sociale katholicisme? Hij wil veeleer deze erfenis ter discussie stellen. Trentin vraagt zich af hoe een intellectueel als Gramsci heeft kunnen capituleren voor de ontmenselijking die het scientific management met zich meebracht. Hij ziet daarin een restant van het katholicisme: arbeid als straf en als ascese. In de onderwerping aan het taylorisme vinden we het geloof terug in het bestaan van immanente wetten die de arbeid veroordelen tot zuivere negativiteit. Welnu, Simone Weil en in haar spoor Bruno Trentin tonen de onvermurwbare ambivalentie van de arbeid aan, die niet zuivere negativiteit en niet zuivere positiviteit is.
Welke is de uitdaging die Trentin links voorlegt? Zeer zeker de kwestie van de arbeid nieuw leven in te blazen, en dit op alle organisatieniveaus: op dat van het bedrijf maar ook op dat van de naties en van de internationale wereldhandel. In bepaalde toespraken van Lenin voorspelt deze een zeer gelukkige tijd waarin men op de tribunes geen politici meer zal ontwaren maar landbouwdeskundigen en ingenieurs… Wij zijn heel duidelijk gearriveerd in deze ‘zeer gelukkige’ tijd waarin het gezag uitgeoefend wordt door ‘experten’ van de economie en van de financiële wereld of van de new public management. Aldus wordt bijvoorbeeld in het verdrag van de Europese ‘regering’ een correctiemechanisme van het budget voorzien, dat automatisch in werking treedt zodra het budgettaire evenwicht verbroken wordt. We leven in de droom van een maatschappij die op automatische piloot kan gezet worden. Trentin riep de linkerzijde op opnieuw een kritische afstand in te nemen tegenover het ‘wetenschappelijk management’ van de maatschappij en de kwestie van de arbeidsorganisatie nieuw leven in te blazen en te beschouwen als een uitgesproken politieke aangelegenheid. Zijn kritiek op links dat er zich toe beperkt allerlei maatregelen te ‘begeleiden’ is hard, maar zwicht nooit voor revolutionaire retoriek. Het nodigt uit tot een onderzoek van de postindustriële maatschappij waarin we ons momenteel bevinden.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten