Het Afrika waarover Ngũgĩ zijn overwegingen geeft, wordt al sinds de tijden van de koloniale rijken als een barbaaarse tegenhanger van de westerse beschaving gepresenteerd. Ook nu nog worden de naties en gemeenschappen van het continent omschreven als stammen, met alle connotaties van primitiviteit en het premoderne die in dat woord besloten liggen. Zo'n situatie, waarin driehonderdduizend IJslanders geacht worden een natie te vormen maar waarin dertig miljoen Igbo in Nigeria een stam heten te vormen, zou komisch zijn als zij niet ook tragische gevolgen had. Het uitleggen van de politiek en de identiteit in Afrika aan de hand van definities van verwantschap impliceert dat de problemen van het continent onnaspeurbaar diep in de biologische gesteldheid van de Afrikaanse volkeren verstopt liggen. "Deze houding kan deels verklaren waarom mensen, Afrikanen inbegrepen, genocide in Rwanda en Darfoer kunnen aanschouwen en niet de drang voelen te handelen, alsof ze er op wachten dat de biologie dit wel zal klaren."
Naar aanleiding van het nieuwe boek van Ngũgĩ wa Thiong'o.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten