14 mei, 2015

Portfolio - Johnny Cash: dwarse countryzanger met mystieke inslag

[Uit de ruimen van de inmmiddels opgeheven site News4all.nl. Tussen rechte haken latere invoegingen. Geschreven mei 2008]

Betrokken bij Crusades van Billy Graham, maar ook een duet zingend met Joe Strummer – de EO gaf in Nederland zijn eerste biografie uit maar zijn meest evangelische lied vond hij Personal Jesus. Bij Johnny Cash was alles cool, ook zijn geloof.

Johnny Cash is er bij zijn leven en ook daarna in geslaagd uiteenlopende mensen te bereiken en daardoor bruggen te slaan die op het eerste gezicht onmogelijk lijken. In Nederland werd zijn eerste autobiografie, Man in black, uitgegeven door de EO. Zijn gospel- en spiritualrepertoire, hoewel nooit zelfs maar bij benadering zoetelijk, kan in evangelicale kringen zonder probleem aftrek vinden. Maar ook ter linkerzijde kan hij geen kwaad doen, al was het maar vanwege zijn optredens in gevangenissen, die tevens een demonstratie tegen het gevangeniswezen inhielden.



De Engelse New Musical Express, altijd bereid boring old farts te verdoemen ten gunste van de hype van de week, moest bij een interview waarin Cash zijn christendom toelichtte en niets bleek te moeten hebben van homohaters en abortuskliniekbelagers, verzuchten: this man is really cool. (“Cool” had toen nog een nauwe connotatie). Een dergelijke roem bij iemand die ook weer niet zoveel hits heeft gehad aan de oostkant van de Atlantische Oceaan mag opmerkelijk genoemd worden. Voor zijn coverversie van Dylan’s It ain’t me babe (solo, 1965, dus anders dan hier) was hij nauwelijks bekend in Groot-Brittannië, laat staan op het Europese vasteland.



Cash werd op 26 februari 1932 geboren in Kingsland, Arkansas, in een baptistisch gezin dat zeer arm moet zijn geweest. Hij heeft dan geen eigenlijke voornaam, heet slechts J.R. Als hij in dienst komt bij de luchtmacht wordt de enkele J John en vervolgens Johnny.
In 1955 houdt hij auditie bij de legendarische Sam Phillips van het Sun-label, waarbij hij beklemtoont dat hij het liefst gospels of spirituals zou willen spelen. Phillips vindt dat hij maar met werelds materiaal terug moet komen. Dat doet hij, met zijn eerste single, Hey porter!.



Spirituals vormen verder wel de rode draad door de loopbaan van Johnny Cash, vanaf zijn eerste Hymns-album in 1959 tot zijn postuum uitgebrachte My mother’s hymn book - en het lijkt vrij zeker dat er nog een album uit zal komen met spirituals, die opgenomen zijn in de tijd vlak voor zijn dood. Een voorbeeld van spiritual: Were you there when they crucified my Lord?, met de vrouwelijke leden van de Carter Family.



Muzikaal past Cash nooit in de lijn die gedicteerd wordt in de countryfabriek van Nashville, waar in toenemende mate gepoetst werd om de oorsprong van de muziek als die van de witte armelui van de zuidelijke staten van de VS te doen vergeten (hillbilly music). Het gebruiken van een Mexicaans aandoend blazersarrangement in It ain’t me babe en Ring of fire gold als controversieel – en het is precies wat de nummers hun bijzondere cachet geeft.



Voor een bluegrassnummer als Orange blossom special moest men zich in Nashville een beetje schamen, maar Cash geeft er zijn eigen draai aan en kan zich dit veroorloven. Ook het nummer dat dankzij “de film” alsnog bekend werd in Europa past niet direct in het stramien van nette middle-of-the-roadachtige muziek waar de bazen in Nashville al jaren zo dol op zijn:

I walk the line. In 1970 speelde hij met Louis Armstrong, die nog aan het origineel van Jimmie Rodgers had meegewerkt, in zijn televisieshow een van de hillbilly-klassieken: Blue yodel no. 9.



Ook met Bob Dylan heeft hij zich in privé-sessies (als bootleg niet moeilijk te vinden) geuit in de kunst van het jodelen, beslist taboe in Nashville. Met drie andere buitenbeentjes die zich niet aan de Nashvilleconventies hielden, Kris Kristofferson, Waylon Jennings en Willie Nelson, vormde hij in de jaren tachtig een tijdje een country-supergroep, The Highwaymen.

De albums met spirituals zijn naar de woorden van Cash zelf in persoonlijk opzicht zeer belangrijk voor hem. Toen hij vond dat God te ver weg van hem was, in de herfst van 1967, begaf hij zich in de duisternis van de Nickajack-grotten in Tennessee, met de bedoeling niet meer levend terug te komen. In de duisternis herkreeg hij zijn levenswil en zocht hij de uitweg die zich aandiende in de vorm van een verre lichtstraal. Hier wachtten volgens zijn verhaal zijn toekomstige echtgenote June Carter en haar moeder op hem, naar deze plaats gekomen met een bang vermoeden. In de EO-versie van zijn verhaal heeft hij hier God teruggevonden en is hij vervolgens van de drugs af, die hem de grot hadden ingedreven. Over het eerste valt niet te redeneren, het tweede blijkt niet zo heel erg waar – het toeren als populair countryster brengt voor Cash tot ver in de jaren tachtig wel degelijk drugsgebruik met zich mee. Op een gegeven ogenblik brengt de vermoeidheid van de jaren hem zowel wat toeren als drugs betreft tot bedaren.

De spiritualiteit van Johnny Cash blijkt waarschijnlijk het best uit de vele nummers die niet op gospelabums staan maar die wel getuigen, zoals
Man in black.

I wear the black for the poor and the beaten down,
Living in the hopeless, hungry side of town,
I wear it for the prisoner who has long paid for his crime,
But is there because he's a victim of the time.
I wear the black for those who never read,
Or listened to the words that Jesus said,
About the road to happiness through love and charity,
Why, you'd think He's talking straight to you and me.. .

Hier spreekt mede zijn engagement gebaseerd op Matt. 25:36, en het tot vandaag aan toe onpopulaire idee dat lang opsluiten geen manier is om mensen van criminaliteit af te houden (de waan van de dag waar hij het hierboven over heeft: tough on crime zijn is nog steeds de grootste politieke wijsheid).

Johnny Cash heeft nooit meer dan een of twee keer een nachtje - wegens dronkenschap – in een cel doorgebracht, maar ook het kortste verblijf onder ’s lands gastvrijheid kan genoeg zijn om iemand tot een geharnast tegenstander van het gangbare strafsysteem te maken. In de nog gekuiste versie van Live at San Quentin vraagt hij een bewaker om een glas water alstublieft, een verzoek dat een bekende muzikale connotatie heeft in de VS. Het publiek in de zaal roept luid Boeeee! als het glas gebracht wordt. Cash op de eerste plaatversie: Come on, you don’t really mean that... Een in 1969 politiek-correcte inlassing van een bekeerling van Billy Graham.
Op de ongecensureerde versie zegt hij: als er nog een bewaker bereid is met mij te praten – ik zou graag een glas water hebben. Hij krijgt het en zegt niets, zelfs geen bedankje, en de gevangenen in de zaal roepen nog steeds ”boe!”


Maar zijn engagement is ook onvoorspelbaar. Hij heeft opgetreden voor het leger in Vietnam en verhaalt hiervan bij een live-optreden in New York. Boegeroep onder het in doorsnee ongetwijfeld liberalpubliek, maar hij laat zich niet van de wijs brengen. Hij vertelt van het meeleven met de soldaten dat vanzelf groeit, zeker als er doden worden binnengebracht. “Does that make me a hawk? No, that don’t make me a hawk. Let’s just say: it makes me a dove with claws.” En zingt Don’t take your guns to town.

In 1964 neemt hij het album Bitter tears op, met liederen over en van de inheemse Noordamerikanen. Cash is er van overtuigd dat hij zelf Cherokee-voorouders heeft en laat zich voor een tweede uitgave en profil fotograferen naast een chief - de profielen komen sterk overeen. Behalve enkele eigen nummers bestaat het grootste deel van de LP uit werk van de Indiaanse [al evenzeer ingebeeld Indiaans] zanger Peter LaFarge, zoals de Ballad of Ira Hayes, die het lot bezingt van een man die op een beroemde foto uit de oorlog in de Pacific voorkomt. Zijn beroemdheid redt hem niet in de wereld van door witten beheerst Noord-Amerika: gezongen voor een gezelschap Native Americans.

Andere opmerkelijke nummers: As long as the grass shall grow, over de onwil van de witte regering zich aan verdragen te houden:

(hier gezongen met June Carter en Pete Seeger).
De melodie van het nummer:
Drums

From the Indian reservation to the governmental school
Well they're goin' to educate me to the white men's Golden Rule
And I'm learning very quickly for I've learned to be ashamed
And I come when they call Billy though I've got an Indian name
And there are drums beyond the mountain Indian drums that you can't hear
There are drums beyond the mountain and they're getting mighty near

wordt een jaar later door een zingende sergeant omgetoverd in een lofzang op de VS-militairen in Vietnam (Ballad of the green berets), de schrijver LaFarge is dan al dood. En genealogische speurneuzerij leert Cash later in de jaren zeventig dat zijn voorgeslacht Schots is en dat er geen Native Americans in voorkomen. Voor zijn engagement maakt het verder niet uit. Let wel: de Gouden Regel van de witten, het kon niet bitterder gezegd worden. De Nickajack Cave, waar hij zelfmoord had willen plegen, was vernoemd naar een uitgemoorde en met de grond gelijkgemaakte Indiaanse stad in Tennessee…

In 2006 verscheen postuum het album Personal file. Het bevat proefopnamen van nummers van anderen die Johnny Cash bevielen, en bij eigen nummers.
“Ik heb een vierhonderd keer vergrotende telescoop bij het huis dat ik heb in Jamaica en ik kijk daar naar de maan en de sterren. En op een avond was ik naar de sterren aam het kijken en ik dacht erover hoe groot de hemel was. En ik vroeg mij af hoe groot God was. De gestalte van God dekt het gehele universum, dat weet ik zeker, en toch geeft God om ieder afzonderlijk van ons. Ik neem aan dat Hij zo klein is als we wensen dat Hij is of zo groot als we willen dat Hij is. Hoewel wij aan de aarde gebonden zijn kunnen we meer zijn zoals Hij, als we het proberen.” Deze tekst met zijn mystieke lading dient als inleiding op zijn oproep de woorden van Jezus serieus te nemen:

What on earth

Did you walk that second mile turn a frown into a smile
Did you give a little more than you could take
Did you shine your little light upon the children of the night
What on earth will you do for heaven's sake

Did you turn the other cheek are you counted with the meek
Did you lift a lowly heart about to break
Did you also give your cloak to he who took away your coat
What on earth will you do for heaven's sake

Did you feed the poor in spirit and befriend the persecuted
Did you show the bound how all the chains can break
Did you sow the proper seed will you walk out among the weeds
What on earth will you do for heaven's sake




In het laatste deel van zijn loopbaan, de albums opgenomen op het American-label, als hij gestaag gesloopt wordt door een ongeneeslijke ziekte, neemt hij zijn misschien wel opmerkelijkste nummers op. Depeche Mode’s ironische Personal Jesus noemt hij zijn meest evangelische getuigenis. Jezus verkoop je niet van deur tot deur! Met Joe Strummer van voorheen The Clash zingt hij Bob Marley’s Redemption song, niet te verwarren met het door zijn schoonzoon Nick Lowe geschreven Redemption [misverstand, luister naar dit optreden:].




In dit, eenvoudigweg Spiritual getitelde nummer spreekt hij de hoop uit niet alleen te hoeven sterven. Maar de liefde van zijn leven, June Carter, stierf op 15 mei 2003, Cash op 12 september daarna. In de tussenliggende maanden heeft hij, ondanks zijn zwakke gezondheid, nog tientallen nummers opgenomen – er staat ons nog het een en ander te wachten. Al uitgebracht in 2006, vooralsnog zijn laatste single, deze bijna beangstigende eigen bewerking van een traditonal, God’s gonna cut you down.

Geen opmerkingen: