De Syrisch-orthodoxe Kerk is een monofysitische kerk: zij erkent alleen de goddelijke natuur van Jezus Christus, anders dus dan de meeste Europese kerken die Jezus als goddelijk en menselijk tegelijk zien. De scheiding der geesten op dit punt vond plaats bij het Concilie van Chalcedon in 451. De zetel van het patriarchaat is officieel Antiochië (Antakya in de door Turkije geannexeerde Syrische provincie Hatay), in de praktijk zetelt de patriarch in Damascus in Syrië. Antiochië geldt als de eerste christengemeente ter wereld, gesticht door de apostel Petrus.
Het gebied waar de Syrisch-orthodoxe gelovigen van oudsher leefden is door de lotgevallen van het Byzantijnse respectievelijk het Osmaanse Rijk in staatkundige zin versnipperd geraakt. Een gedeelte van de gemeenschap bevindt zich in de voormalige Sowjet-Unie en thans in de opvolgerstaten, met name Rusland, Armenië, Georgië en Azerbeidzjan. Er zijn verder gemeenschappen in Iran, India, Jordanië, Palestina en Libanon. De meeste leden uit de laatstgenoemde landen zijn in de afgelopen anderhalve eeuw geëmigreerd, deels naar Afrika, grotendeels echter naar Noord- en Zuid-Amerika. Daarnaast zijn er grotere nog voortbestaande groepen in Syrië, Irak en het huidige Turkije.
De Syrisch-orthodoxen zijn evenals de Armeniërs al dan niet officieel vervolgd in de genocidale campagne tegen christenen in een bepaald deel van het Osmaanse Rijk, van wie de Armeniërs als slachtoffer bekender zijn. Ook de Syrisch-orthodoxen is een nationaal tehuis beloofd door de Entente, de winnende groep staten in de Eerste Wereldoorlog (“our smallest ally”, noemde Westminster hen). Het is er niet gekomen. Een deel van de gemeenschap is gevlucht naar het noorden (het toenmalige Russische Keizerrijk), een groter deel naar de delen van het Osmaanse Rijk die later Syrië respectievelijk Irak zouden worden. De genocide van 1915 staat bij de Syrisch-orthodoxen bekend als Seifo, de tijd van het zwaard.
Bij de werving van wat indertijd nog gastarbeiders heetten zijn uit Turkije zeker Syrisch-orthodoxen in Westeuropese landen terechtgekomen. Naarmate hun dorpen en steden leger raakten werd hun positie moeilijker, ook doordat zij beklemd kwamen te zitten in de burgeroorlog in Oost-Turkije tussen de Koerdische guerrilla en het Turkse leger – gewantrouwd door beide partijen en waar mogelijk voor het karretje van een van deze partijen gespannen. Een nieuwe emigratiegolf kwam op gang op het einde van de jaren zeventig,. Afkomstig uit een land waarvandaan zoveel ”gastarbeiders” afkomstig waren, een land bovendien dat als trouwe NAVO-bondgenoot niet beschouwd wordt als een land waaruit men moet vluchten, hadden en hebben zij problemen met het krijgen van een status als vluchteling. In Nederland, waar de vluchtelingen eind jaren zeventig onderdoken in kerkgebouwen, werden zijn destijds aangeduid als Kerk-Turken. Midden-Oostencorrespondent Harry van Mierlo moest in een boekje uitleggen: Kerk-Turken zijn geen Turken.
Inderdaad, afgezien van hun eigen Kerk hebben de Syrisch-orthodoxen in meerderheid hun eigen taal, aangeduid als Syrisch of Syriac, een voortzetting van het Aramees, de voertaal van het Nabije Oosten voor de grote Arabische veroveringen. Bij de Syrisch-orthodoxen zijn, zoals bij meer Midden-oosterse groepen, godsdienst en etniciteit nauw verweven. Voor de Europese diaspora is Zweden het belangrijkste immigratieland, ook Duitsland, Zwitserland en andere Westeuropese landen hebben Syrisch-orthodoxe gemeenschappen. In Nederland wonen zo’n twintigduizend Syrisch-orthodoxen, waarbij Overijssel en speciaal Twente een belangrijk vestigingsgebied is. De bisschopszetel bevindt zich in het Mor Ephremklooster in Glane. De meeste Syrisch-orthodoxen in Nederland zijn afkomstig uit Turkije. Een alternatieve aanduiding voor de leden van de gemeenschap is Suryoye, andere namen die wel vallen in dit verband gelden als omstreden.
(2008)
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten