Naast de Hofmansaffaire kenden de jaren vijftig ook een Hofmanaffaire - Willem Hofman, directeur van de Gemeentetram Amsterdam, later het Gemeentevervoerbedrijf (GVB). Hij heeft deze directeursfunctie vervuld van 1933 tot eind 1954 - opvallende jaren. Over zijn optreden tijdens de bezetting valt niet zoveel slechts te melden (het verhaal waarnaar de link verwijst irriteert mij in zoverre dat er denigrerend en koudeoorlogachtig geschreven wordt over bepaalde personeelsleden).
Hofman werd aangesteld in het holst van de Grote Depressie en had tot taak het verliesgevende GVB winstgevend te maken, een merkwaardige opdracht voor een nutsbedrijf, toen zowel als nu. Met loonsverlaging en zwaardere werkuren werd Het Doel bereikt. Eerder waren er al vijf tramlijnen opgeheven. Onder zijn bestuur werden de bijwagens 901-930 (446-475) verbouwd tot motorwagen, evenals wat de al behoorlijk op jaren zijnde 701-715 zouden zijn gebleven (476-490). Zo kon er met meer motorwagens gereden worden maar dan zonder bijwagen, was het plan. De winstgevendheid lukte nog ook, tot 1951 (de bezettingsjaren slaan we over).
Maar het knibbelen en bezuinigen eiste zijn tol. Er was moeilijk aan personeel te komen - midden jaren vijftig was het loon lager dan midden jaren dertig! - er werden zware werkuren gevraagd zonder verlof en het onderhoud aan het grotendeels verouderend materieel werd nogal eens nagelaten. Het trambedrijf raakte in opspraak door veelvuldige botsingen - de 477 schoot op het emplacement bij het Centraal Station door zijn remmen en doodde een postbode, die net een brievenbus zoals die toen aan de stationslijntrams hing, aan het legen was. "Ik was een moordenaar" werd er op de truck geschilderd bij de sloop in 1957.
De directeur was een "affaire" geworden en moest vertrekken. Het zou een staking na zijn vertrek niet tegenhouden. (Wordt vervolgd)
Illustratie: een 476-er op lijn 10 bij het Javaplein.
12 januari, 2015
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten