Karl Jaspers schreef in 1957 in Die Atombombe:
In dit leven, zoals de schijnbaar onzinnige zin zou moeten luiden, wordt wat eeuwig is besloten in de tijd. De beslissing vanuit de kracht van de liefde en het gebod van het geweten is het verschijnen van wat al eeuwig is. De presentie van het Eeuwige is onsterfelijkheid. Ik behaal onsterfelijkheid voorzover ik liefheb en goed ben. Ik zal in het Niets eindigen als ik een liefdeloos verward leven leid. Door lief te hebben zie ik de onsterfelijkheid van hen die door liefde verbonden zijn. Er schuilt meer rationaliteit in de gedachte van eeuwige straf in de hel dan in de valse zekerheid te denken dat ik alles maar ongestraft kan doen want na de dood is er niets. *) Onsterfelijkheid kan alleen zin hebben in de rust van het Zijn en het Superzijn, die in de tijd door de tijd heenziet en haar overwint. Want wat van belang is, is de werkelijkheid van het Eeuwige, de wijze waarop men leeft en handelt, als het alomvattende, het onsterfelijke.
*) Naar Kierkegaard, die het geloof in de hel rationeler vindt dan de ontkenning er van - omdat het ongeloof voorbijziet aan de hel die hier en nu gecreëerd wordt.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten