12 mei, 2014

Dubbele boterham met kaas - 13

Wat voorafging.

Rondjes draaien


Het toneelstuk was geïnspireerd door het gedicht “Aan Betsij” van François HaverSchmidt, alleen waren er nu twee meisjes in het spel en een aarzelende jongeman die beiden interessant vond en zich verder geen raad wist met hun aanwezigheid. Ik ga het stuk niet navertellen, Sherre kwalificeerde het als een “klassieke komedie”. Deze betiteling klonk voor mij niet als aansluitend bij de weemoed van de mannelijke hoofdrol. Maar een komedie is niet per se een lach-of-ik-schietstuk, al besefte ik dat op het ogenblik zelf niet.

Het duurde nog een tijd – ik hoorde af en toe dat er gerepeteerd werd – tot ik een keer zo'n repetitie kon bijwonen. Inmiddels kan ik misschien de bedoeling achter het idee van “fasetheater” met de achtergrond van de wiskundige als regisseur beter plaatsen, maar wijsheid komt altijd achteraf, zeker als je twintiger bent. De beoogde acteurs liepen op de tonen van Sherres pianospel in een kringetje rond en droegen hun tekst voor (van papier nog in dit stadium). Ik had het gevoel dat de rol van het koor dat ik had geïntroduceerd en het bestuderen van de aristotelische regels hier geheel opzij waren geveegd. Ik ontplofte en was eigenlijk niet tot bedaren te krijgen. Ik gelastte verdere repetities af en dit was het einde van het Fasetheater Pierre Overney. De theatrale verbeelding van koffiebar Roodmerk is er dus al helemaal niet gekomen.

Toch is Sherre, oftewel Waling, of preciezer nog: Jan Gerhard Waling Dijkstra, mij bijgebleven als veel meer dan een vreemde vuurpijl in een twintigersnacht. Zijn peroraties over Althusser, die op dat ogenblik nog niet in de mode was bij zogeheten marxisten in Nederland; de toespelingen op zijn bestaan als zigeuner (geen nieuw-politiek-correcte woorden voor hem); zijn uitvaren tegen Nederland dat met zijn gebrek aan literair klimaat verstikkend werkt voor talent. Daar kwamen zijn vermaningen in beeld: verhuis naar het zuiden, Brussel, Parijs, blijf hier niet anders wordt het nooit iets met je. Misschien heeft hij gelijk gehad.

Maar allengs kwam er verkering in het spel, die mij in Nederland hield. En waar hij mee geconfronteerd werd toen ik met vriendin in een hoofdstedelijke tapperij mijn verjaardag vorm gaf. Aan de piano die in het café stond speelde een man met lang golvend blond haar en een hoed op boogie-woogie. Het was Sherre. Hij kwam terug op mijn afgelasting van de repetities van De seksuele revolutie, of: Een toekomst voor Piet – hij vond mijn bezwaren getuigen van puritanisme. Een opmerking die ik niet goed kon plaatsen. Het werd nog een genoeglijke avond en vriendin en hij waren duidelijk van elkaar gecharmeerd, onvermijdelijk denk ik, en dit was de laatste ontmoeting. Het leek zinloos te speuren naar waar hij was verder. Ik weet dat hij in 1998 overleden is. De raadselachtige ontmoeting wordt ingevuld met strips waaraan hij meegewerkt heeft, Eric de Noorman, Aram, Verowin, Marion, de weekafleveringen van Bommelstrips in het weekblad Revue en meer. Als hij verdere literaire ambities had in Nederland, besef ik nu, zijn die neergelegd in de map Centraal Station die zich in mijn huis bevond en die met alle daar aanwezige boeken en manuscripten in 2011 op de brandstapel zijn gegooid door de vandalen van woonstichting De Key, de erven van degenen die Sherre uit huis gegooid hadden in 1974. Van mij vonden de loerders en kwartjesvinders dat ik niet vaak genoeg thuis was, daarbij geholpen door buren die weinig anders in hun leven te doen hebben dan roddelen over anderen.

De map Centraal Station is naar mijn weten gered. Dit is niet de verdienste van de dienaren van het bewakings- en huisvestingsregime dat Nederland als een verstikkende deken omknelt. Als alles uitgezocht is verneemt u het wel. Anders dient u genoegen te nemen met de enkele vermeldingen in de autobiografie van Marten Toonder van wie u wel weet dat hij echt niet alles zelf getekend heeft...

Geen opmerkingen: