15 april, 2014

Onderduikers in Nederland tot 1957 aan toe



Nederland heeft het moeilijker met zijn koloniale verleden dan de meeste andere Europese landen. Misschien komt het door de zelftoegekende status van bijna-heiligheid, die een collectieve vergeetachtigheid met zich mee dient te brengen. Alsof er geen derde is tussen Trots op wat Daar verricht werd enerzijds en het aankweken van onwetendheid, die in de gekoloniseerde landen niet op die manier gecultiveerd wordt, anderzijds. Zuid-Afrika, dat valt niet te ontkennen helaas, door dat rare taaltjie, maar Wij zijn niet verantwoordelijk geweest hoor! - maar Ghana, Sri Lanka, Brazilië, Angola, wat hebben Wij daar nu mee? Waarschijnlijk hoort Nieuw-Guinea ook al in dit rijtje, hoe kort geleden ook nog maar: te weinig immigranten van "daar", te weinig Nederlandse kolonialen. Suriname en Indonesië kunnen niet zo eenvoudig onder het tapijt van vergetelheid geveegd worden, omdat er zoveel mensen uit die landen in Nederland terecht zijn gekomen. Deze ex-koloniën kunnen mooi voorzien in een in de huidige markteconomie veel gevraagd artikel: een Identiteit. Nasi, roti, winti en cebokken, allemaal leuke identiteitsimport die je bijna zou doen vergeten dat "zij" de gekoloniseerden waren.

Af en toe wordt Nederland opgeschrikt doordat er het een en ander opgerakeld wordt over de manier waarop "we" afstand hebben gedaan van Ind(ones)ië: zo'n vervelende Princen die ook weer de tienduizenden slapende honden van veteranen van de Politionele Acties wakker maakt. Dan wordt er iets gemompeld over excessen, of, als je heel links bent, zeg je dat excessen de norm waren (zoiets kan alleen gezegd worden zolang glashard ontkend blijft dat het om een oorlog ging) - en nu graag weer over tot de orde van de dag.

Henny Zwart laat in Er waren er die NIET gingen mannen (en soms hun vrouwen) aan het woord die weigerden mee te doen aan de koloniale oorlog, degenen die al in Nederland deserteerden zo men wil. Er waren nogal veel dienstplichtigen die geen zin hadden om, een jaar na de bevrijding, plantages te heroveren en desa's te pacificeren - zo'n twintig procent per lichting, als
ik de cijfers goed begrijp. Er zullen dan nog velen zo labiel zijn geweest zich alsnog te laten overhalen (was dat geen afkeuringsgrond?), toch hebben duizenden het verdomd, en dus kende Nederland tot zeker 1957 nog onderduikers - iets wat bij de herdenkingsindustrie buiten beeld blijft. Er is geen speciale aanleiding voor de verschijning van het boek, al is het nooit weg
dat de Vijftigste Mei en de kwestie-Princen aan de orde zijn.

De weigeraars vertellen hun geschiedenis, een kleine vijftig jaar later, en de indruk die zij met hun verhaal achterlaten is dat ze goeie kerels zijn met het hart op de juiste plaats (het is al erg genoeg dat ik hier zekerheidshalve bij moet zeggen dat dit niet ironisch bedoeld is - dan durf ik al helemaal niet meer toe te voegen dat degenen die wel gingen niet per definitie slechteriken waren). Onopgesmukte verhalen, die vaak zeer navrant zijn: zoon zit in dezelfde gang van de gevangenis waar vader tijdens de bezetting zat opgesloten, en vader is niet teruggekomen; de joodse weigeraar die in Veenhuizen geconfronteerd wordt met een kampbewaker die daar ook al voor de Duitsers heeft gewerkt ("Jouw naam ken ik nog"), en zo meer. Slechts enkelen zijn niet zijdelings of direct verbonden aan de CPN.

Nogal treurig is het verhaal van Henk de Jong en zijn vrouw die naar Frankrijk gevlucht zijn en - even terug in Nederland - te horen krijgen dat de partij besloten heeft dat individuele dienstweigering niet bij de massalijn past (een teken dat de aanhang van de club al afkalfde...). Inderdaad, individuele dienstweigering is een naar anarchisme riekende afwijking, en in plaats van consequent te zijn en te zeggen dat de partij de kolere kan krijgen blijft het echtpaar De Jong in Nederland, waar ze dan wel weer hulp krijgen van leden van de CPN want ook dat dient gezegd: bij de CPN was het geheel minder dan de som van de samenstellende delen, leden wilden nog wel eens mens zijn in plaats van partijlid.

Het is goed dat een aantal weigeraars nu eens aan het woord is gelaten. Een kleine aanmerking: mondelinge geschiedenis op deze manier vastleggen is natuurlijk het beste dat je kunt doen met de verhalen van de weigeraars, die in doorsnee geen eigen memoires zullen achterlaten. Dat het geheugen steken laat vallen en dat je op grond van een mondeling verslag fouten opvoert is misschien onvermijdelijk. Maar JOGB in plaats van JGOB voor de Jongelingen Geheelonthouders Bond, dat had niet gehoeven, evenmin als de mededeling dat de geest van ds. Schermerhorn (inderdaad, de anarchist, al wordt dat er in het boek niet bij gezegd) nog leefde in Nieuwe-Niedorp tijdens de oorlog, ook al leefde de dominee al lang niet meer. Schermerhorn is in 1956 gestorven, de toga aan de wilgen hangen is niet hetzelfde als overlijden...

- Henny Zwart, Er waren er die NIET gingen - vijftien eeuwen straf voor Indonesiëweigeraars.
Uitgegeven door Solidariteit te Amsterdam

(1995)

Geen opmerkingen: