De verslaggeefster van het plaatselijke sufferdje had mij geïnterviewd en ik was in het geheel niet te spreken over het resultaat. De weerslag van meer dan een uur, misschien wel enkele uren, kwam neer op een enkele getergde uitroep van mij. Ik ga er niet over uitweiden. Een jaar later zag ik haar in het café waar ik in die dagen de vrijdagmiddagborrel had. Zij begroette mij alsof we vrienden waren en stelde de vriendin in haar gezelschap aan mij voor, die ik zeker hartelijk begroette want de eerste aanblik beviel mij. Het bleek wederzijds. Zozeer zelfs dat zij zich spoedig naast mij zette, haar hand strelend onder mijn trui liet glijden en lieve dingen ging zeggen die vervolgens in kussen overgingen. Ik was verrast maar ook wel blij dat de eerste indruk ook echt wederzijdse goedkeuring inhield.
Zondagochtend, ik was thuis, verwachtte mijn (nog) officiële vriendin die het evenwel met iemand anders hield zodat ik mijzelf beschikbaar achtte voor nu juist wat er de vorige zesendertig uur aan de orde leek te zijn. Een vrijheid die ik liever niet had gehad maar ik had er verder over gezwegen tegen de nieuwelinge.
Telefoon. Het meisje uit het café aan de lijn. "Bedrieger. Ik heb je wel door hoor." Verbinding afgebroken. Voordat ik haar nummer kon opzoeken belde zij weer. "Jij was daar neergezet door mijn therapeut als lokaas, geef het maar toe. Wat een rotstreek." De precieze bewoordingen die mijn nieuwe geliefde mij toeslingerde weet ik niet meer, hier kwam het op neer. Zij had al een beetje argwanend gereageerd op de conclusie dat wij als eerstejaars beiden in de stampvolle collegebanken hadden gezeten, elkaar misschien zelfs vaag hadden herkend.
Nu zocht ik dan wel haar nummer op om te vragen wat er aan de hand was. Maar bij iedere verbinding legde zij de hoorn op de haak die zij wel steeds had opgenomen.
Ik ben haar enkele keren nadien tegengekomen, bij gelegenheden waarbij zij mij rakelings passeerde of omgekeerd. Ik heb nooit de moed of zelfs de aanvechting gehad haar alsnog aan te spreken en als de volwassen mensen die wij toch beiden waren te praten. Zij had eerder een gesprek hardhandig afgewezen, mij door de politie voor haar deur laten weghalen. Ik herinner mij dat zij daarna wel even een telefoongesprek toeliet dat mij evenwel in geen enkel opzicht hielp.
Ik wist dat zij een jaar in een psychiatrische inrichting had doorgebracht. Dit was voor mij niet iets nieuws of onbekends als het om een geliefde ging. Maar verdacht gemaakt te worden na intimiteit en daar geen weerwoord op mogen geven maakte de drempel wel heel hoog. Het ongemakkelijke gevoel heb ik elders eens beschreven: zij zit aan het andere tafeltje in de mensa waar natuurlijk doperwten op het menu staan. Uitdrukkelijk wel kijkend en tegelijk mij negerend aanschouwt zij voor mijn gevoel hoe de erwtjes alle kanten oprollen van mijn vork.
Ik heb haar rare verwijten voor mijzelf afgedaan als tweedegeneratieparanoia van de dochter van overlevenden van de massamoord '40-'45. Dit vermoeden maakte het mij moeilijker en delicater. Ik was eventueel minnaar/vriend, geen therapeut.
Dan lees ik ergens over de vervolgingsangst die mensen van die tweede generatie, inmiddels ook vorderend in jaren, nog steeds bespookt. Ik zoek haar naam. Ik zie een foto. Zij is vermist. Ik herken eigenlijk alleen de snit en de kleur van haar haar. Zij is terecht. Dat is het verslag van haar recente aanwezigheid op het net.
Een vage ongerustheid bekruipt mij, die ik wat machteloos hier van mij afschrijf. Althans probeer af te schrijven.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten