Pas in 1968 werd het manuscript van The soul of the ape door de zoon van Eugène Marais aan diens uitgever overhandigd. Het was niet voltooid, hoewel hij er in het begin van de jaren twintig aan gewerkt had. Het onafgemaakte boek is de weerslag van zijn verblijf in Waterberg, waar hij zich - depressief over de al weer wat jaren afgelopen oorlog tegen de Engelsen - teruggetrokken had, en waar hij Chacma-bavianen observeerde. Hij legt het waargenomen verschil uit tussen wat het soortgeheugen (fyletisch zoals hij zegt) genoemd kan worden en wat individueel geheugen kan zijn, of van de groep. Zijn observaties zijn dus evenzeer van belang voor de (diepte)psychologie als de biologie, meer bepaald de ethologie.
Het denken in causaliteit ontwikkelt zich bij de primaten die hij waarneemt in de bergen.
Het voorafgaande wel voltooide werk was My friends the baboons, waarvan het onvoltooide boek een vervolg is, ik schort mijn oordeel op tot ik daarvan kennis heb genomen.
Het manuscript was in het Engels, meer erover onder andere hier en hier.
De uitgave werd ver- en bezorgd door Robert Ardrey, de schrijver van The territorial imperative en African genesis.
Over het plagiaat van Die siel van die mier door Maeterlinck, dat de nagel in de doodskist van de toch al sombere Marais werd, David van Reybrouck hier.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten