Nieuwjaar brengt een oude wens
tot leven, alle hens
aan dek voor het maken van kwatrijnen
ter verkenning van der dichtkunst grens
Wij kwamen op de taveerne aangelopen
en riepen: doe de zaak toch open!
Wie weet hoe kort wij kunnen blijven
En op terugkeer hoeven we niet te hopen
Zie, de schoonsten en besten die wij minden,
de oogst die tijd en lot kon vinden,
zij hebben hun beker geleegd een ronde eerder
Rusten nu elk in de schaduw van gindse linden
Snikken en grimlachjes in de tas
wat brood en wijn en voor de zekerheid een jas
jij zingt en vraagt dan in het bos een slok
niet beseffend hoe graag ik die wijnfles was
In de vijfde versnelling op de sofa
Het barmeisje roept de herinnering bij mij op van de wandeltocht met Voormalig Geliefde door de duinen. Op weg terug naar het station loop je langs een gebouwtje waar padvinders hun honk ter plaatse hebben.
“Kijk nou eens, een meid met een blote bloes” klonk er uit het gebouwtje. Zo dicht bij het strand en dan zo weinig gewend. Of zo makkelijk hitsig.
Mijn metgezellin die ik de flits doorgeef vraagt hoe lang geleden deze gebeurtenis plaatsgreep. Na even rekenen kom ik op vierendertig jaar.
“Zeg dat ze tien tot twaalf waren. Dan zijn het nu allemaal treurige types die op de bank naar Top Gear kijken.”
Zo zou ik nou nooit over deze scène van jaren her gedacht hebben.
Proeve van omwentelende surrealistische poëzij
Bolbuikig marchanderende fopdressoirs
deponeren hun eeuwig mislukte oogst
bij het zweetverwekkende abattoir
de loeiende stilte verknipt de dageraad
de angstige bourgeois grijpt mis op zoek naar zijn kapotte regenpak
ziedend verzucht de zee dat het klotsen afgelopen moet zijn
de boekenlezeressen struikelen over hun verdoofde Billy´s
de schaar gezet in de illusies van overmorgen
de dichter gaat te rade bij de Groene Fee
die als gewoonlijk niets verstandigs te zeggen heeft
de koersen oscilleren
Picasso is nog minder communist dan ik
zuchtend zet ik het plaatje nog eens op het is excentrisch
radio’s blaten Esperantobulletins
vredelievende onverstaanbaarheid
Morgen bestormen wij het Winterpaleis
tenzij onverhoopt de elfdaagse stedentocht wordt gereden
“Zo die zit!”
Geen opmerkingen:
Een reactie posten