12 januari, 2014

De moeilijke liefde tussen anarchisten en landbouw

De geschiedenis van wetenschap en techniek kan gelezen worden als het voortdurende verhaal van een oorlog van stedelingen tegen boeren. De tijd waarin boeren zelf nog iets konden (of mochten) ontdekken op het gebied van agrarische bedrijfsvoering is verzonken. Boeren zijn object - en waar zij dit zijn, spreken we van 'ontwikkeling' of 'industrialisatie'. Waar ze misschien nog subject zijn, hun leven leiden zoals ze het zelf gewend zijn, daar is de onderontwikkeling, de 'Derde Wereld'.

In dit meest van ideologie doordrenkte aller tijdperken is de voorstelling van zaken dat de primaire, en intussen zelfs de secundaire productie eigenlijk 'niet meer van deze tijd' is, zij hoort bij die Derde, eventueel bij de Tweede Wereld. Het verhaal over de postagrarische en postindustriële maatschappij wordt er met zoveel ideologisch geweld ingeramd, dat ik niet eens durf te verwachten dat u beseft dat het een ideologisch verhaal is, met als onderlaag vijandschap tegen arbeiders en boeren. Als die nog ergens ter wereld zijn, dan daar waar hun werkzaamheden niet te veel kosten - en moet u echt lang nadenken welke mensen minder kosten dan andere, en waar zij wonen(1).

Het smakeloze sponslaagje, verpakt in een al even smakeloos geheel dat voor broodje doorgaat, is een gekweekte koe, zoals het broodje gekweekte en verwerkte tarwe is. Aan kweek van koe en tarwe en omschakeling tot de heerlijkheid van 'hamburger' komen boeren en arbeiders te pas - en geen lawaai over de postindustriële dienstenmaatschappij of 'oude economie' zal hier iets aan af doen. De primaire productie, landbouw en veeteelt, blijft de eerste, zoals de secundaire, de industrie, tweede zal blijven. In het gangbare ideologische vertoog valt één uitdrukking overmatig vaak te horen, waarvan bij de oppervlakkigste beschouwing de ongepastheid al duidelijk zou moeten zijn: het woord 'ondernemer'. Deze mensensoort is op het eind van de negentiende eeuw uitgestorven, maar het woord is meer dan ooit aanwezig. Bij het woord hoort een beeld: een pak (vrouwenemancipatie hoort niet bij dit woord) en een bril (het voetvolk is massaal op de lenzen over, maar bij het archaïsche woord hoort een archaïsch ding) - en een leeftijd (ergens middelbaar, niet jong, ook weer niet te oud, want dan ben je niet meer 'ondernemend'). Een beeld uit de grootste ideologieproductiemachine, de reclame. De schrille werkelijkheid achter het woord blijkt als men het hoort binnen de context waarin het misschien nog het meest gebruikt wordt: boeren zijn geen boeren meer, ze zijn 'agrarisch ondernemer'. Geen categorie mensen die zo aan hun plaats (huis en grond) gebonden is als boeren, maar ondernemen zullen ze.

'Ondernemen' wordt vaak in verband gebracht met 'vrijheid', een woord dat overigens ook in onbruik aan het raken
is. En naarmate de boer in het algemene vertoog verdwijnt, merk je dat hij (!) terugkomt in de ideologie-productiemachine: op verpakkingen, tevreden kijkend over het hek naar de koeien zonder gele dingen in hun oren, pijpje in de mond. Levensmiddelen die geacht worden een bepaalde kwaliteit te hebben, krijgen het volstrekt ondoorzichtige toevoegsel 'boeren-' mee: het is flink studeren op de zuivelplanken in de supermarkt en dan blijkt het om een procentje extra calcium te gaan - niet iets wat aankoop of prijsverschil wettigt.
'Boeren' suggereert een verloren onschuld ('de kippen lopen zoals vroeger los in de wei', zegt de verpakking - zijn die kippen dan tijdreizigsters?). Vrijheid en het goede leven ('het land waar het leven goed is'), dat moet 'boeren' suggereren (boerinnen horen in het verhaal niet thuis - ons bint zuunig, ten hoogste)?
De boer als vaag vrijheidsideaal... En de agrarische ondernemer, niet bepaald de gehele dag voorzien van pak en bril, en vaak ook niet van vage leeftijd, laat het over zich heengaan - tot het te veel wordt. Dan beëindigt hij zijn (!) bedrijf, en omdat 'ondernemer' en 'onderneming' van oudsher samenvallen, betekent dit nogal eens dat hij zijn leven
beëindigt.(2)

Anarchistische theoretici zijn maar zeer zelden van boerenafkomst: Peter Maurin is een van de grote uitzonderingen. Toch hebben anarchisten zich vaak genoeg met 'het agrarische vraagstuk' beziggehouden - en de Spaanse en de
Oekraïense revoluties waren in hoge mate boerenrevoluties. Tolstoj verheerlijkte het boerenbestaan en de boeren-
wijsheid. Ebenezer Howard ([Garden Cities of] To-morrow) en Peter Kropotkin (Fields, factories and workshops) hadden in ieder geval een praktisch ontwerp of idee over de integratie van de verschillende productietakken. Schumacher en Illich zijn ongeveer de laatsten geweest die verstandige dingen hadden te zeggen op dit vlak (het maakt mij eerlijk gezegd niet uit dat zij zich geen anarchist hebben genoemd). Het blijft verder angstig stil op dit gebied, terwijl er reden genoeg is zich het een en ander af te vragen.

Het Nederlandse anarchisme heeft, lijkt het, een speciale relatie tot het agrarisch bestaan, wonderlijk in dit al zolang verstedelijkte land - of juist niet? Van Eeden en zijn Walden, de kolonie van de Internationale Broederschap in Blaricum: het spectaculaire amateurisme en de niet minder spectaculaire mislukking hoeven hier niet verhaald te worden. H. Kaspers was nog even boer in Lunteren (ook geen succes), in recentere tijden hebben we het nog meegemaakt dat Roel van Duijn een tijdje boer is geweest. Of de intellectueel-ecologist Jan Boom nog steeds schapen hoedt, weet
ik niet - die romantische illusie wil ik dan nog maar koesteren...

De verkeerde redenering van de stedeling is natuurlijk steeds geweest dat de primaire productie zozeer primair is dat iedereen haar 'van nature' kan bedrijven. Was het maar waar. De wens de belangrijkste productietak te veranderen naar de zin van de stedeling, gestoken door de mug van de kennis, leidt nog niet tot het gewenste resultaat De enige anarchistische landbouwkolonie in Nederland die geslaagd mocht heten, was die van Nieuwe-Niedorp, waar echte boeren aan te pas kwamen. Het was tevens de minst anarchistisch bevlogen kolonie(3.) Landbouwcollectieven in andere
landen zijn meestal ruziënd uiteengegaan, ervaren boeren of niet - en waar de integratie van productietakken wel leek te werken, op de kibboetsim in Israel, moeten we toch constateren dat deze minder dan ooit als aanlokkelijk
voorbeeld dienen. Toch houdt de landbouw aantrekkingskracht in libertair-linkse kring: lees een willekeurig nummer van ZOZ (4) en zie wat er niet allemaal afgeboerd en getuinierd wordt. De liefde tussen revolutionairgezinden en landbouw verloopt moeilijk, maar liefde die geen moeilijkheden kent is hoogstwaarschijnlijk de moeite niet waard.

Maar waarschijnlijk is de stille omwenteling in de richting van de ecologische landbouw - die in ieder geval door boeren zelf wordt aangevat - beter dan alles wat amateurs (in de beste zin van het woord, daarover besta geen misverstand) kunnen verzinnen of uitvoeren. Daarnaast is in de Amerikaanse grote steden de wonderlijke beweging, zonder ideologische bevlieging, en daardoor juist zo belangwekkend, van het gezamenlijk kraken en bewerken van braakliggend land ('community gardening') belangwekkend: als spontane vorm van gemeenschapsopbouw en als kennismaking met het vak van de landbouw. Zelf doen, daar gaat het toch om, nietwaar - en als de voorbeelden van overgeschakelde boeren en gemeenschapstuinders inspirerend werken, is hier inderdaad een stille revolutie aan de gang. In de ideale samenleving tenslotte zijn wij 's ochtends in industrie of ambacht werkzaam, vissen of boeren we 's middags en filosoferen we 's avonds, of dit alles in andere volgorde of met achterwege laten van het vissen...

NOTEN
(1) Het gemiddelde Nederlandse dorp verforenst, en verartistiekt: de LariBlarigeest is bijna overal tegenwoordig. En dan zie je op 'het platteland' een uiting van terugverlangen naar wat nooit geweest is. Juist omdat de van anarchist naar cultuursocialist 'gegroeide' Anne de Koe het volksdansen gepropageerd heeft kun je vaststellen dat er geen echt (nog) levende traditie was, een kleine eeuw geleden. En nu doet, vooral op dit 'platteland', Amerikaanse countrymuziek volksdansachtige pasjes opleven en vrouwen jurken dragen die ze in het dagelijks leven hebben afgezworen, en de muziek geldt als uiting van verlangen naar verloren vrijheid.
Omdat dit verlangen uiteraard gewettigd is, is het wat flauw om te zeggen dat de uiting geen basis in de historie heeft, ook niet in de Amerikaanse.

(2) 'Hij' - er mag emancipatie aan de gang zijn, maar het voorrecht van de zelfmoord is hier mannelijk. En het is een maatschappelijk taboe-onderwerp, omdat het niet geheel te rijmen is met het verhaal van de 'agrarische
ondernemer'. Zie het geheel van de heersende ideologie doordrenkte boek van Carin Giesen,
Crisis op de boerderij, Utrecht 1996: de schrijfster kan 'de definitieve daad' van de ondernemer
niet omzeilen (bijvoorbeeld p. 31).

(3) Frans Becker & Johan Frieswijk, Bedrijven in eigen beheer. Nijmegen: SUN, 1976, p. 113-114.

(4) ZOZ, tijdschrift voor doen-denkers, uitgegeven door Omslag, Werkplaats voor Duurzame Ontwikkeling (Eindhoven)

(2000)

Geen opmerkingen: