Een inktkoelie van naar ik meen Vrij Nederland heeft ooit geschreven dat het anarchisten verboden zou moeten worden over anarchisten te schrijven. Men vindt toch zelden vermaningen van dien aard over liberalen, sociaal-democraten en andere Vriend(inn)en van de Bestaande Orde. Ik kan moeilijk voor het omgekeerde pleiten maar de tijd is wel allang voorbij dat een niet-anarchist zinnig over anarchisten schreef. Over hoe dat komt wellicht een andere keer.
Maar Kees Boeke, anarchist – klopt die aanduiding? Heeft hij deze ooit als beschrijving voor zichzelf gebruikt? Niet naar mijn weten. Niettemin past hij in het anarchistische paradigma, of hij zich nu verbonden met een stroming verklaarde of niet. Anno 2013 is het mogelijk een forse biografie van de man te schrijven (die eigenlijk een dubbelbiografie van zijn vrouw, Betty Cadbury, zou moeten heten) zonder Boeke een plaats binnen “het anarchisme” toe te kennen. Enkele keren valt de voor buitenstaanders (waar de auteur zelf toe hoort) onbegrijpelijke term christen-anarchist – degene die hem in het boek de enkele kwalificatie “anarchist” toekent is een schrijvend opgevoerde prins Bernhard. De schrijfster heeft – gelukkig, vindt zij zelf – geen “theoretisch kader”, wat op zijn minst opmerkelijk mag heten voor een dissertatie, geschiedenis of niet. De stemmen uit het verleden dienen te klinken, Als ik voor de zekerheid opsla waarin de schrijfster gepromoveerd is merk ik pas de opdrachtpagina op die ik over het hoofd had gezien – Mc. 9:24, in het Engels. Misschien moet Daniela Hooghiemstra op de een of andere manier duidelijk gemaakt worden dat deze tekst in het Grieks is vastgelegd en dat er verscheidene Nederlandse vertalingen zijn van de bijbel, jaja, waarvan de Leidse de voorkeur genoot van christen- of religieus-anarchisten: “Ik geloof. Kom mijn ongeloof te hulp!” Helaas laat Hooghiemstra blijken niet veel te weten van het christendom in het algemeen en de opvatting hiervan onder christen-anarchisten in het bijzonder. Dit zal dan wel modern anno nu zijn. Als Boeke in het voorbijgaan “geen socialist” wordt genoemd vrees ik dat de schrijfster vooral denkt aan wat er hoort bij het lidmaatschap van de PvdA of desnoods de SP. Voor de in zijn politieke opvattingen groeiende Kees Boeke zou in zijn eigen tijd geen twijfel gegolden hebben op dit punt.
Voor wie het Nederlandse anarchisme kent is het nooit een vraag geweest of Boeke anarchist was. Eigensoortig ongetwijfeld, maar dat zijn bijna alle anarchisten die zich in geschrifte uiten. Boeke had een ontwerp voor wat men arbeiderszelfbestuur zou kunnen noemen, iets wat ik in de praktijk heb meegemaakt bij een bedrijf waarvoor ik heb gewerkt en waarvan ik de grenzen en beperkingen zelf heb ondervonden. Toch leeft de gedachte van sociocratie, zoals onder woorden gebracht in Redelijke ordening van de mensengemeenschap, (nog) wel degelijk. De brochure is dan ook heruitgegeven door De Vrije en De AS. Hooghiemstra laat het woord “sociocratie” in het voorbijgaan vallen en weidt er zeker niet over uit, de gedachte wordt bekend verondersteld. Dit zou nu eens de stem uit het verleden hebben kunnen zijn die in het heden spreekt en die onmiskenbaar met Kees Boeke verbonden is. Gemiste kans, evenals de Utrechtse Bouw Associatie, waarvoor Boeke zelf gewerkt heeft en die hij opgericht heeft volgens zijn biografe – en daar moeten we het mee doen. Eigenlijk is de school De Werkplaats het enige belangrijke, en hiervan – helaas – vooral de bekendste leerlingen, maar liefst drie prinsessen in de dagen van herstel en vernieuwing. En inderdaad, naar verhouding krijgen dezen en daarbij hun moeder, inmiddels staatshoofd, nogal een grote portie aandacht. Als men dit stelt tegenover de terloopse opmerking hierover in Betty Cadbury’s levensschets van Kees Boeke is het wel erg veel. In ieder geval worden er wat lopende legenden over de korte aanwezigheid van de prinsesjes uit de wereld geholpen. Beatrix vond het maar niks, daar komt het op neer, Margriet ook al niet, Ireentje bleef te veel achter en Marijke, voor wie er een geheel speciaal gedeelte voor slechtzienden bijgebouwd werd, heeft zelfs nooit op de Werkplaats gezeten. Of het beëindigen van de korte schoolloopbaan van het drietal op de Werkplaats een gevolg was van het lopende conflict tussen Juliana en Bernhard kan Hooghiemstra niet weten, en wij die haar boek lezen dus ook niet.
Ook een belangrijk verhaal over de Werkplaats is hoe deze de bezetting is doorgekomen. De tweede man, Joop Westerweel, koos uitdrukkelijk voor verzet en heeft dit met zijn leven bekocht. Boeke leek te aarzelen, het behoud van de school leek voorop te staan, hetgeen ten koste gegaan is van joodse (mede-)werkers – aan wie hierover te oordelen? Voor Betty was het verbod op joodse leerlingen reden zich terug te trekken uit de school (wat niet tot na de bezetting is doorgezet). Hierna raakt bestuurlijk Nederland betrokken bij de school, inzonderheid voormalig premier W. Schermerhorn, wiens personalisme wel dicht bij de idealen van Boeke zou kunnen staan, maar anarchist was hij natuurlijk allesbehalve. Het echtpaar Boeke is opgenomen in het register Yad Vashem, wat wel iets zegt wat betreft de Boekes tijdens de bezetting.
Het echtpaar Boeke-Cadbury probeert vruchteloos het aandeel van Betty, de echtgenote van Kees Boeke, in de bekende chocoladefabriek, over te doen aan de arbeiders, maar de familie en in feite de wet die het onterven van kinderen verbiedt, houden dit tegen. Betty en Kees en daarmee hun kinderen leven in zelfgekozen armoede, in de geest van Christus, zoals zij zelf zullen vinden, en inderdaad, het is alleen de rijken gegeven ascetisch te gaan leven, de armen doen het vanzelf al. Uit de levensschets van de Boekes komt een niet zeer liefderijke opvoeding tevoorschijn voor hun vele kinderen, wat merkwaardig contrasteert met het citaat dat tot de boektitel geleid heeft: De geest in dit huis is liefderijk. Deze liefde betreft dus niet de leerlingen van de Werkplaats, voor wie dit mocht denken. Ook deze komt indien aanwezig niet naar voren in de biografie. Het besluit de Werkplaats op te richten lijkt uit de lucht te vallen in een leven dat gekenmerkt wordt door pacifistische straatprediking met bijbehorende arrestaties (de Boekes hebben nogal vaak ’s Rijks gastvrijheid mogen genieten). Misschien laten de biografische gegevens geen nadere conclusie dienaangaande toe. Als men Boeke echter plaatst in de traditie van het anarchisme, dat van oudsher juist zoveel aandacht aan onderwijs en opvoeding besteedt, lijkt de stap veel begrijpelijker. Ook de betrokkenheid van Boeke bij het Comité van actie tegen de bestaande opvattingen omtrent misdaad en straf (samen met Lod. van Mierop en Clara Meijer-Wichmann) is voor de biografe het vermelden zo goed als niet waard. Ironischerwijze komt Boeke hier nauwelijks aan toe (schrijft zij) doordat hij zo vaak in de cel zit als hagepreker. Evenmin genoemd wordt Boekes verbondenheid met de Praktisch Idealisten Associatie, waar hij een graag geziene spreker was. Kortom, op de punten waar ik als anarchistisch bestudeerder van het (Nederlands) anarchisme geïnteresseerd zou zijn laat de biografie het afweten. Het boek lijkt vooral geschreven voor de doelgroep die ik in de slotzin hieronder noem. Vanuit dit oogpunt valt het boek ongetwijfeld mee en ik kan ook niet zeggen dat ik er niet een beeld van Boeke aan overgehouden heb. De tragiek van de school die aan Boeke ontglipt in het naoorlogse Nederland, mede door de aanwezigheid van de prinsessen, is er aan af te lezen. En zijn grootste succes, terug als natuurwetenschappelijk geschoolde, de Cosmic view (Wij in het heelal, een heelal in ons, 1959), blijkt zijn zwanezang. Algehele instorting volgt.
Enkele punten nog: welk theologisch inzicht moet ik verbinden aan het kwalificeren van het Koninkrijk Gods als een feminien ideaal (p.84)? En hierbij: Het Koninkrijk Gods is binnen in u van Tolstoj kan bezwaarlijk “een brochure” genoemd worden (p.100). De naam van Hilbrandt Boschma wordt consequent verkeerd gespeld.
Oud-werkers of oud-medewerkers en liefhebbers van de monarchie zullen zeker aan hun trekken komen bij Hooghiemstra’s Boekebiografie.
-Daniela Hooghiemstra, De geest in dit huis is liefderijk – het leven en de Werkplaats van Kees Boeke (1884-1966). Utrecht etc.: De Arbeiderspers, 2013. 417p., prijs: 29,95.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten