In Leiden is een leerstoel boeddhistische filosofie ingesteld, bekleed door een zenleraar met de wonderschone voornaam André. Of deze belangstelling een gevolg is van de publicatie van Lotus in de Lage Landen valt niet te zeggen.
Een citaat uit het gelinkte stuk over de receptie van het boeddhisme in Nederland:
Iets later, rond 1900, raakt het oosterse bij de elite écht in de mode. Soms omvat dat ook islam, jodendom en zelfs Jezus - zolang het maar in contrast staat met de westerse cultuur. Men plaatste Jezus schouder aan schouder met Boeddha: geestverwanten, op grote afstand van de dorre dogmatiek van de kerken. Voor academici was Boeddha een wetenschappelijke 'ontdekking', vanuit een verlangen om 'objectieve' kennis te verwerven over onontdekte culturen en religies. Voor christen-anarchisten en religieus-socialisten was Boeddha een bron van wijsheid, die kon bijdragen aan een spirituele herbronning van het westerse socialisme en aan een beter lot voor mens en dier. Veel christelijke theologen bleven evenwel vijandig. Voor hen was Boeddha vooral een heidense dwaalleraar - een duivelse verleider voor de vrome christenziel.
Ik heb het boek hier of elders nog niet eens besproken. Dit komt waarschijnlijk doordat ik contact heb gezocht met de auteurs, die er heel mooie woorden in hebben besteed aan mijn Onze God is een arbeider, waarbij zij het betreurden dat dit niet in boekvorm te vinden is. De uitgever van hun boek sprak ik vervolgens hierover en deze man bleek - het spijt mij dit te moeten zeggen - een uitgesproken pummel, waarmee de Lotus buiten beeld kwam.
Ik zal hem alsnog ter bespreking ter hand nemen. In de bovengeciteerde passage bevalt mij het woord elite in het geheel niet.
Het symposium in Nijmegen [ik ga niet een even lange heenreis besteden aan dit symposium, hoe belangwekkende het onderwerp ook is].
Geen opmerkingen:
Een reactie posten