23 september, 2010

De nabijheid in de woestijn


Twee broeders gaan naar de stad om wat zij gemaakt hebben te koop aan te bieden. En zie, terstond nadat zij uiteengegaan zijn geeft de ene zich over aan liederlijkheid. Als zij elkaar weer treffen zegt deze broeder dat hij niet terug kan gaan naar de gemeenschap, omdat hij zich heeft overgegeven aan liederlijkheid. De ander zegt: "Broeder, dat heb ik ook gedaan nadat wij uiteengegaan waren. Dus laten wij teruggaan, penitentie doen en God zal ons zeker vergeven."

Geërgerd leg ik de tekst die ik aan het vertalen ben weg, en voor een hele tijd. Wat zijn dit voor voorbeelden die geen ogenblik kunnen aflaten van liederlijkheid, wat dit dan ook eigenlijk moge zijn, en dan ook nog overtuigd zijn dat het hun wel vergeven zal worden door de Hoogste Instantie? Best mogelijk, maar is dit een voorbeeld van heilig leven, een tekst over Woestijnvaders?

*


Voor de Woestijnvaders is het Andere steeds nabij. Bij een slapende abba wordt een engel die over hem waakt gezien. Een schedel begint te praten tegen een abba over het hellevuur waaraan hij blootstaat. De duivel komt langs om te zeggen dat hij Christus is, de toegesproken Oude slaat zijn handen voor ogen en zegt: "Ik wil Christus hier op aarde niet zien" en de duivel lost in het niets op. Het zijn geen wonderen maar terloopse gebeurtenissen. Zijn deze ontmoetingen meer mogelijk in de woestijn? Staan de Vaders (en de enkele Moeder over wie bericht wordt) dichter bij dit Andere en zou het veel uitmaken of zij in de woestijn zijn of in de stad?
Of in de woestijnstad? Ik moet denken aan het verhaal van de hedendaagse Woestijnvader die ik omstreeks Pasen heb ontmoet. En aan de Koreaanse vrouw die mij eens vertelde dat in Korea ontmoetingen met spoken tot het dagelijks leven behoren, dat is daar heel anders "dan hier" - want zij woonde in "het westen".
Is dat zogenaamde westen nu de uitzondering? Redelijkerwijze wel, al besef ik dat menigeen het woord "rede" in dit verband ongepast zal vinden. Wie zich superieur waant aan de medemens die wel spoken meemaakt weet dat die andere mens nog Verlicht moet worden en helemaal niet ziet wat zij ziet.

*


Komend van het strand - een rustig strand, moet ik er waarschijnlijk bij zeggen - sta ik stil iets voorbij de top van het zeeduin om mijn schoenen aan te doen. Het pad is afgezet met metalig draad, men kijkt de diepte van de buitenste duinvallei in, vol struikgewas. Daar dienen zich onmiskenbaar twee zoogdieren aan, ze komen deze richting op. Konijnen? Nee, ze zijn in gestrekte draf. Hazen? Daarvoor zijn ze te slank. Wat ik er van kan maken is dat het twee hazewindhonden zijn, slank, gladharig. Ze rennen alsof zij een gespan zijn, perfect naast elkaar, maar wat zij zouden trekken is niet te zien. Maar de snelheid en hun looprichting bepalen dat zij zich nader moeten laten bekijken, waar ik sta is het zo steil dat zij niet zomaar naar boven kunnen rennen, dus zij moeten links of rechts afzwenken. De snelle beesten rennen zonder vaart te verminderen het struweel in aan de voet van het duin.
En zijn verdwenen.
Ik blijf nog een tijdje kijken wat er dan nog kan gebeuren en hoe deze onverwachte dieren hier in de zeereep zich verder uit de voeten zullen maken. Maar er komt niets meer.

Een ontmoeting met het Volkje van de Heuvel? Kan dat dan in Nederland - in de dichtste benadering van "de woestijn" die in volgebouwd en druk Nederland voorhanden is?

Ik geef het wachten en kijken op, het is nog een lange wandeling naar de ingang van het duinterrein en de avond valt. Voor het donker is moet je de duinen verlaten hebben.

*


Ik neem met tegenzin het verhaal weer terhand van de broeders die de liederlijkheid niet konden laten. En heb te vroeg te geïrriteerd geoordeeld.
De broeder die zei dat hij zich ook aan "liederlijkheid" had overgegeven zei dit alleen om de ander een hart onder de riem te steken.
Beiden doen penitentie en vanwege de broederlijke zorg van de ene vergeeft God de ander.
Dit is: zijn leven voor zijn broeder geven, is de moraal.

Geen opmerkingen: