16 juli, 2010

Spannende zomerboekavonturen voor aan het kampvuur


Een blad, hierbij afgebeeld, vraagt te vertellen over "je eerste liefde", en beeldt daarbij Nazmiye Oral dicht tegen Harry Mulisch staande af. Jaloers, moi? Hoe durft u het te insinueren.
En ook al wordt mij niet direct iets gevraagd, al lijkt het door het omslag dat ook als affiche in de stad hangt anders, ik ga niet in op de uitnodiging.

Het komt hoe dan ook neer op een verhaal.
Welk verhaal is de eerste liefde? Ben ik mij daar niet net kort geleden aan te buitengegaan?
Maar dan, wat is liefde, wat is eerst? Het hangt van het haardvuur af waaraan de verteller zit en wat hij of zij daaraan wil vertellen. Was ik zeven, zeventien, zevenentwintig? Zoiets, dunkt mij. Maar het levert heel verschillende verhalen op over heel verschillende meisjes.

*


Waarover praat je met een tot dan onbekende op een feestje? Geen idee. Maar ik zat, naar de stijl van de tijd op de grond, naast een knappe jonge vrouw en ik was in gesprek (zit men tegenwoordig nog op de vloer op feestjes? lijkt mij sterk).

Ze was van Indiase achtergrond, maar dan toch ook weer op de vlucht uit Zuid-Afrika. Zij was gekleed in choli/sari-combinatie, zeer Indiaas dus en zeer elegant. Ik ging nog een drankje halen. Of zij ook iets wilde? Nee, ik mag nu niets eten of drinken van mijn geloof, het is ramadan.
Ramadan? Moslim? Het was nog heel donker buiten, diep in de nacht. Een ontbloot middenrif mag dus wel?
Zou ze wel mogen - eh? Vast niet.
Maar voordat ik mijn gedachten verzameld kon hebben om te vragen hoe het met de ramadanvoorschriften zat - die laatstopgekomen vraag zou ik zeker niet stellen - kwam er een joint langs. Het was eigenlijk een plechtig ogenblik want ik had nog nooit een hijs van zo'n rondgaand ding genomen. 'T is nu de moment voor deze zonde, mijn waarde, dacht ik - ik voelde afkeuring in haar blik, dit zou zij zelfs niet doen als het geen ramadan was, dat was wel duidelijk.

Zij keek mij wel recht aan, een eeuwigheid. Tot mijn verbijstering zag ik haar krijtwit worden, en heel oud. Ik schrok van deze onverwachte transformatie die ik in een ondeelbaar moment nog niet aan de joint kon toeschrijven. Het duurde ongeveer negenhonderdtweeënzestig jaar voordat ik voldoende bij mijn positieven was om mijn bezorgdheid over wat er met haar aan de hand was uit te spreken. Na het verstrijken van deze tijd bleek zij zich van mij afgewend te hebben en in geanimeerd gesprek te zijn Met Anderen. En zo verdwijnt zij uit het verhaal en vrijwel uit mijn leven.

*


Ze was mooi en ze was de nieuwe schoonmaakster. Heel onhandig had zij de stofzuiger aan een contactdoos die heel ver weg was gekoppeld. Ik wees haar op een leeg contactpunt vlak bij mijn werkplek.
Zij gaf te kennen dat zij mij niet begreep. Wat spreekt u dan?
Français, zei zij. Was zij Française? Non, je viens du Maroc.
Mijn actieve beheersing van het Frans strekt niet zo ver dat ik stofzuiger kon benoemen. Aspirateur vertelt mij het woordenboek. Misschien onthoud ik het van nu af aan.

Ik wist duidelijk te maken hoe zij het werk in de ruimte waarin ik mij bevond handiger kon organiseren en zij lachte mij vriendelijk-dankbaar toe. Haar blikken maakten mij ook wat verlegen, wellicht zelfs blozend.

Ik ben geneigd wat peinzend aan haar terug te denken, niet in het kader van de rubriek pret met moslim(a')s, maar meer - kennisnemend van Ton Lemaires filosofie van liefde en liefkozing - met de vraag wanneer bepaalde uitingen blijken van liefde genoemd kunnen worden. En dan wel authentieke uitingen.

De uitingen van de mooie schoonmaakster - ik was natuurlijk weer te verlegen en onhandig geweest om mij voor te stellen, na de scène met de aspirateur - waren authentiek. Zij lachte mij altijd lief toe. Een keer zat ik aan de telefoon terwijl zij met een doekje de bureaus langsging. Ik gebaarde dat ik wel plaats zou maken. Ce n'est pas nécessaire. Zij boog zich over mij heen, ging voor mij langs met haar doekje terwijl zij onderwijl nadrukkelijk haar bovenlichaam tegen mijn rug drukte. Nog voel ik een zekere verslagenheid bij de gedachte aan een toenadering die niet verder zou komen. Maar wellicht was het ook zo haar bedoeling (mijn bedoeling blijft vaag, zoals het een getrouwd man nou eenmaal niet betaamt - ik was in gesprek met mijn lief aan de telefoon).

Een volgende keer, zelfde tijd, ander telefoongesprek, wel weer met zelfde vrouw. De mooie schoonmaakster keek van een afstand naar mij, wilde duidelijk mijn blik vangen. Dat lukte wel. Zij wierp mij een luchtkusje toe. Het was het laatste dat ik van haar gezien heb. Ik had niet begrepen dat haar gebaar een afscheidskus was. Haar drie maanden met werkvergunning zaten er op.

De volgende dag werd zij vervangen door een streng-gehoofddoekt jonger meisje dat in het begin gechaperonneerd werd door haar moeder. Zij stelde zich overigens wel uitdrukkelijk voor met slap handje.

De liefde en het stopcontact, ik kan er geen dikke roman van maken.