Het lot heeft niet gewild dat ik mij heb ingezet voor de Partij voor de Dieren. Op een van de razendhete dagen van 2006 was ik op een soort partijborrel voor de Werkgroep Amsterdam, de als actief bedoelde partijafdeling. De hete dagen zijn het sleutelwoord: ik werd spoedig op mijn manier geveld door de Ziekte van Graves, al wist ik nog lang niet dat dit zo was en hoe de ziekte heette, of dat het een (1) ziekte was. (Zeurzeur - nou ja, een ontstoken been en de wereld dubbel zien, je legt geen verband tussen de twee en je huisarts ook niet, maar het bevordert de activiteit niet zo).
Bij de borrel maakte ik kennis met een jonge vrouw (overigens is de gemiddelde PvdD-ster jonge vrouw) die mij indringend aankeek en tot twee keer toe "aangenaam" zei. Misschien wel de laatste keer dat ik mij verlegen voelde ten opzichte van iemand van het andere geslacht (daarom is het mij zo bijgebleven).
Drie maanden later was zij het tweede Tweedekamerlid van de PvdD. Het gaat mij niet om die blik - het geheel is een wellicht overbodige inleiding op een opmerking dat ik met verbazing zoniet verbijstering vaststel dat Esther Ouwehand (ik verstond "Abrahams" bij genoemde borrel, het leek mij niet onlogisch, excuseer mij) als ervaren Kamerlid aan de dijk gezet wordt. Zonder verklaring. Op de site die ik toch niet zomaar op mijn zijbalk heb staan wordt niets ter verklaring vermeld.
Ik zal er niet bij kunnen zijn op 25 april als het partijcongres wordt gehouden, maar vind het gewenst, neen vanzelfsprekend, dat Esther Ouwehand de nummer twee blijft op de kandidatenlijst.
Alle parlementarisme is illusie, ik weet het. Maar er zijn illusies die je zou willen houden. De Partij voor de Dieren is/was er zo een. De laatste reden om toch nog naar de stembus te gaan. Ernstig bedreigd bij dezen.
16 april, 2010
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten