26 juli, 2009
Je handen laten wapperen in de bestuurde wereld
Zondagochtend, 8 juli 2001. De Transkul-redactieraad beraadt zich op Dingen Te Doen. “Het is niet de tweede zondag van de maand, wel?” “Ja, dat is het wel!” “Dan is er vanmiddag wake bij het Grenshospitium. Zullen we daar naar toe gaan?”
Tja mensen, we hebben jullie zo vaak opgeroepen naar zo’n demonstratie te gaan, en zelf hebben we er nooit aan deelgenomen. De hittegolf die deze streken de voorgaande dagen bezocht heeft is net voorbij, het is bijna koel, misschien gaat het zelfs regenen, maar dat mag geen bezwaar zijn. Goed, we gaan.
Als je zo jong bent als ik kun je het zonder problemen zeggen: ik ben nog naar een protestbijeenkomst geweest tegen de bouw van de Bijlmerbajes. Isoleercellen waren er gepland, het was een forse capaciteitsverhoging van het gevangeniswezen - mocht het onverhoopt te veel zijn, dan werden de kamertjes omgetoverd tot studentenflats. Jak van der Meulen, de anarchistische rechtsgeleerde, noemde het een bedenksel van Van Agt, de toenmalige minister van justitie, en het gemakkelijkste haatdoelwit van geheel links.
En op een onbewaakt ogenblik stonden die torens daar. Ik heb zelfs mensen gekend die er zaten, twee meisjes die wat onbesuisd de stadsguerrillera wilden gaan uithangen, springstof in een plastic zakkie aan het fietsstuur, en verlinkt door onbetrouwbaar volk uit het kraakpand waar de actie beraamd werd. Een van hen kon ik zelfs een kaart sturen, waarop stond dat ze vrij moest. Het was een foto van een muur met een opgekalkte kreet, het betrof trouwens haar broer, maar die had onmiskenbaar de zelfde achternaam. De kaart is de censuur gepasseerd.
Weer later kon je in de trein zitten, naar de torens kijken, en dan kon daar voor het raam van die toekomstige studentenflat een gestalte staan, die je in het voorbijgaan zag. Hij wuifde. Jij wuifde terug. Het omgekeerde kon ook. Dat kon niet blijven duren, vond men bij justitie, dus werden er dikke tralies voor de ramen aangebracht. Ik keek nog steeds wel, als de trein langsreed, maar je moest wel heel goed kijken wilde je iemand ontwaren, en wuiven zat er niet meer in, een rijdende trein geeft geen herkansing.
Hoewel de misdadigheid schandalig en steeds voortmarcherend om zich heen grijpt, is er nu blijkbaar overcapaciteit in de Penitentiaire Inrichting Overamstel, zoals de Bijlmerbajes officieel heet. Een van de torens is nu dan ook ingericht als “Grenshospitium”. Technisch-juridisch betekent dit dat er vreemdelingen, die na de landing op Schiphol niet als bona fide bezoekers van Nederland beschouwd worden, in dit officieel niet als Nederland geldende gebouw te gast zijn tot ze alsnog het land in mogen, of - waarschijnlijker - naar elders worden afgeschoven, of teruggestuurd. Asielzoekers zullen er zeker bij zijn, maar de opinie-industrie heeft het over gelukszoekers, als het over mensen gaat die in dit gebouw te gast zijn. Een collega-boekhandelaar heeft ergens in de Bijlmer op een blinde muur in een tunnel de kreet Wij eisen geluk gekalkt, het is nog de naam van een Nijmeegs blad geweest, en deze kreet staat voor de opinie-industriëlen model voor de waanzin van de jaren zeventig. Geluk, daarvoor zijn we niet op deze wereld. Daar hoef je dus ook niet naar te zoeken in Nederland.
U zult wel niet zo naief zijn te denken dat er in het Grenshospitium mensen als gast worden opgesloten uit Frankrijk of Duitsland, uit de Verenigde Staten of zelfs Israel. In die landen weet men afdoende dat we niet voor geluk op de aarde zijn. Nee, een tintje donkerder zijn dan bleekrose, een paspoort van een land waar weinigen een paspoort hebben, of helemaal geen paspoort, dat zijn gronden tot verdenking van gelukzoeken. Er zijn volgens de Tweede Kamer der Staten-Generaal nog maar twee landen op de wereld waar zodanige oorlog woedt dat ze als “onveilig” zijn aangemerkt: Sierra Leone en Afghanistan. Ook de mensenrechten bloeien overal als nooit te voren, de Muur is tenslotte al twaalf jaar geleden gevallen, nietwaar. Dus komen wij voor de wake terwille van illegale gelukszoekers. Zijn nu de zoekers illegaal, of is het geluk dat?
Als eerste menselijke gestalte verschijnt in wat een vaste deelnemer aan de wake als het trappenhuis aanduidt een rug, gehuld in een mouwloos hemd, eindigend in een soort rolkraag, blote schouders. Een vrouw, klaarblijkelijk. Wit. Op een gegeven ogenblik kijkt ze om. Er verschijnen meer gestalten op de diverse verdiepingen, de meeste in enkele hemmetjes gekleed - de hitte van de voorgaande dagen moet nog in dit gebouw met zijn getraliede ramen hangen. Mensen die hier vaker komen beginnen te wuiven naar de gestalten. Ik vind het een gênant machteloos gebaar dat niet direct uitdrukt hoe boos ik ben over het opsluiten van vreemdelingen in mijn naam, onder het motto dat Nederland vol is (tot nu toe mag dat niet gezegd worden in de opinie-industrie, maar het gaat nu steeds sneller, dus waarschijnlijk mag het nu wel - het taboe is in ieder geval schijnheilig, want dit is al jaren wat gelukszoekers per circulaire te lezen krijgen). Je hand heffen en wuiven. Maar wat kun je anders? Voor steeds meer ramen verschijnen menselijke figuren, ze wuiven zelf, of wuiven terug, rammelen aan de tralies. Ook de eerste gestalte wuift nu. Ze schrijft letters op het raam. “Free all”, meen ik er uit op te kunnen maken.
Hoe onschuldig ben je aan de opsluiting van deze mensen, ben je onschuldig als je alleen maar je hand laat wapperen naar onbekende, bijna niet te onderscheiden mensen achter tralies in een loeiheet gebouw? De organisatoren van de wake vinden het nodig een stichtelijk lied aan te heffen, en een gebed te beginnen. Als ik niet meer belijdend atheïst ben, dan ben ik nog steeds puriteins-hervormd: een dergelijke eigen-lofzang op wat blijkbaar als een Goed Werk telt doet voor mij ernstig afbreuk aan het eventuele goede van het werk zelf. Hoewel ik nuchter gesproken niet twijfel aan de intenties van de organisatoren, vind ik dit nu heel erg: de gestalten staan voor de ramen. Begrijpen die waarom er nu niet gewuifd wordt? Begrijpen ze trouwens waarom er wel gewuifd wordt? Er komen mensen uit het gebouw, bewakers, die in het algemeen vriendelijk genoeg zijn. Voor steeds meer ramen verschijnen mensen. Men weet daar niet van elkaar dat je niet iedereen tegelijk kunt zien of toewuiven. Iedereen voor alle ramen wuift. De meeste ingezetenen zijn wit of lichtbruin. Pas op het allerlaatst merk je dat de mensen met de donkerste huid vanuit het licht in het donkere, zwaargetraliede gebouw niet te zien zijn. Er staan aan een kant ook veel kinderen. De arm waar ik een paar jaar geleden bij een val op geland ben houdt het niet meer, dan maar doorwuiven met links. Wuiven als actie - ja, ik weet het, er bestaat zelfs een jargon-uitdrukking voor: zwaaidemo. Maar dat doet men naar mensen die wel degelijk weten waarom ze opgesloten zijn, en dat is niet alleen omdat ze vreemdeling zijn.
Mijn vaste oriëntatieraam is die van de eerste menselijke gestalte, de vrouw met het witte hemd. Ze maakt nog steeds letters op het raam. Ze bevindt zich op de bovenste verdieping. Ik meen te kunnen onderscheiden dat ze uit Oost-Azië komt, al valt ook dit niet met zekerheid te zeggen. Zelfs dat het een vrouw betreft is nog niet eens zeker. Iemand zegt dat er een razzia is gehouden de voorafgaande nacht, en dat er tientallen Chinese prostituees in het Hospitium zijn opgesloten. Razzia. Opsluiten. Om afgevoerd te worden - oude termen herleven. De nieuwe gasten van dit gebouw zouden echter op de laagste verdieping zijn opgeborgen. “Mijn” gestalte staat op wat de hoogste bewoonde laag lijkt te zijn, wat niet de hoogste verdieping van de toren is. Wuif ik geconcentreerd naar een hoer? Je moet alles voor het eerst van je leven meemaken, nietwaar - ook al is zij niet opgepakt bij de razzia van de avond tevoren, de kans is groot dat ze het geluk zoekt, op de vlucht voor wat in Nederland dat de tucht van de markt kent “relax-ondernemers” heet.
De demonstratie, of wake, sluit af, en gaat collectief naar de enige horecagelegenheid in deze omgeving, een vestiging godbetert van McDonald's. Onder gemor ga ik mee. En hier speelt zich het ontstellendste van de hele wuifmiddag af. De gestalte in het witte hemd blijft op het raam schrijven, ik zie haar doorgaan terwijl ik aan de shake zit. Kan ze ons zien? Je moet je dwingen tot de gedachte dat ze het zelf heel leuk gevonden zou hebben naar McDonald's te gaan als ze vrij was geweest om te gaan en te staan waar ze wilde. Een uur verstrijkt, ze blijft schrijven. Ik wil in ieder geval een antwoord op de vraag of ze ons van daar af helemaal nog kan onderscheiden, of liever: mij, want ik ben de enige die op haar let, zij is de enige die nog voor het raam staat. Wat ze schrijft kan ik nauwelijks begrijpen. Ik meen “name” te lezen. Ja, “schrijf je naam”, zou je kunnen doorgeven, dan kun je misschien een kaart sturen - aan iemand met een naam moet dat kunnen in dat gebouw. Een kaart is meer dan wuiven - of niet?
We gaan terug naar de slotgracht, waar onuitwisbaar gekalkt staat op de muur Neu Stammheim en RAF solidair. Ze staat daar nog steeds, ze wuift, ze schrijft weer “Free” - het staat nu zeker vast dat het om een “ze” gaat want er zit even een kind op haar schouders. Maar we hebben geen karton of zo waarop leesbaar te schrijven is: “Geef je naam”. Voor een ander raam verschijnt ook weer iemand - hier kun je aan de gang blijven (laat dit meteen een tip zijn). En dan, tegen vieren is het afgelopen: wij brengen een geïmproviseerd briefje naar de portier, in de hoop dat het aankomt bij de wuivende gestalte - de jeugdige Oostaziatische moeder die steeds letters op het raam bleef schrijven. Haar kind blijft nog even achter.
Dat er in die torens “gewone” gevangenen zitten vind ik eerlijk gezegd al gênant en erg genoeg, en dat het simpele gebaar van even wuiven vanuit de trein onmogelijk is gemaakt zegt alles over hoe men denkt over deze gewone gevangenen en hoe zij naar de wereld buiten mogen kijken. Maar het kan altijd erger. In een van die torens worden namens u en mij mensen opgesloten omdat ze niet blank genoeg zijn. En niet blank genoeg betekent in deze wereld dat je niet beseft dat je niet voor geluk op de wereld bent. Dat zal ze ingepeperd worden. Vol Nederland heeft een plaatsje van drie bij vier meter voor je, zolang het duurt. Die maten weet ik, omdat het de rijksvoorgeschreven minimumnormen (en daarmee meteen maximumnormen) voor studentenkamers waren. Ik heb zelf jaren in zo’n kamer vertoefd. Studentenhuisvesting is thans “aan de markt” uitbesteed. Men heeft nu echter toch weer een bestemming voor de Bijlmerbajes, halleluja!
(De Geocities-ruimen moeten leeg! - 2001)
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten