17 juni, 2009
Schrikmens (dinohominoïde)
Het was een mensenhandje. Het zat tussen het vele drijfhout - kratten, planken, stukken boom - dat voortdurend aanspoelde. Een enkel mensenhandje, afgekapt van de arm bij het polsgewricht. Alsof iemand zich aan de rand van een schip had vastgehouden en de hand was afgebroken, en de mens verdronken. Of juist gered, maar de hand was reddeloos en verdween in de golven.
Het strand was nog heel rustig in elk seizoen, zeker ook in de zomer. Met mijn oom gingen mijn zus en ik op speurtocht naar brandstof, hout, stukken net, alles wat brandbaar leek. Je kon gerust een vuurtje aansteken aan het strand, er waren meer mensen die het deden. Bij afkoeling 's avonds leverde het nog warmte op ook, en anders was het - zoals vuur betaamt - fascinerend.
Op het strand spoelden ook regelmatig bruinvissen aan. Mijn moeder noemde de grote, in de zon van het vet druipende lijken "haaien", maar het moeten zoogdieren zijn geweest. Wellicht waren de bruinvissen (of een andere dolfijnsoort) slachtoffers van mijnen die nog voor de kust lagen indertijd, zoals ze ook, als deel van de Atlantikwall, van de paden af in het duin moesten liggen. Er waren andere redenen dan natuurhistorische om niet buiten de paden te treden. Langs de hele kust waren ook nog bunkers, daar mocht je beslist niet in komen.
Toen ik een decennium later de band met het strand weer aanhaalde waren mijnen en bunkers verdwenen.
Uit het boekje Wat vind ik aan het strand? begreep ik dat de bruinvissen gemeld zouden hebben moeten worden aan het Natuurhistorisch Museum te Leiden. Je moest ook allerlei maten opmeten van de vondst. Dan was het toch handiger net te doen of je dacht dat het haaien waren.
Het voorzeetje was toen nog doorzichtig. Je zag vissen, kwallen, krabben maar ook zeesterren zwemmen in het heldere water. Als ze er nu nog zwemmen zie je ze niet meer doordat het water altijd troebel aandoet. Misschien een gevolg van de deltawerken, het hoeft niet per se vervuiling te zijn.
Het was kalm en schoon aan het Bakkumer strand in de vroege jaren zestig, en je kon er vuurtjes stoken.
En in dat vuur werd het mensenhandje geworpen. Er droop nog wat vet af, alsof er toch vlees aan gezeten had.
Het had gemeld moeten worden, meer nog dan die bruinvissen. En wel bij de politie.
Plotseling schrik ik bij de gedachte, zoveel jaren later: heb ik iemand alsnog gecremeerd of - daarbij - een onmisbaar fossiel geheel vernietigd - stof en as....?
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten