17 juni, 2009

Mensenpakhuis


Hoe snel men “de ander” allicht-als-minder-menselijk leert zien beschrijft Andrea Steinmetz in Het mensenpakhuis – werken in een Amerikaanse maximum-security gevangenis. De ontmenselijking is tweerichtingsverkeer: als zij wordt losgelaten op een “afdeling” in deze mannengevangenis en cellen inspecteert, overeenkomstig de regels, treft zij vrijwel overal openlijk masturberende mannen aan. De roem van de nieuwe vrouw is haar vooruitgesneld. Naief – haar aantekeningen lijken op een dagboek – stelt zij dat zij oud genoeg is om de moeder te kunnen zijn van menige gevangene, maar dit maakt de heren niet uit (en dat het leeftijdsverschil hun niet uitmaakt lijkt ook voorspelbaar).

Over ontmenselijking en grofheid gesproken: zo’n kleine veertig jaar geleden werd door onder anderen oud-Maagdenhuisbezetter Tom de Booy (een van de zeer weinigen die gevangenisstraf heeft uitgezeten vanwege deze bezetting) de Bond van Wetsovertreders opgericht, als belangenvereniging van (ex-)gevangenen. Oprichters en leden willen er ongetwijfeld niet aan herinnerd worden, maar mij is de grofheid bijgebleven en in dit verband vermeld ik haar maar even. De vereniging waarschuwde gevangenen dat er geen reden was te masturberen op de warme radiostem van Meta de Vries, want die was in het echt helemaal niet mooi en bovendien rechts (want van de AVRO). En het verbod op seksisme, concludeerde ik toen al, gold natuurlijk alleen “voor eigen volk”, zo al van toepassing.

Gevangenbewaarder word je in de VS zonder enige voorbereiding of opleiding, en Steinmetz merkt al de eerste dag dat de regels er zijn om je er niet aan te houden. Ze zijn ofwel onzinnig ofwel onhoudbaar. Personeelsgebrek is een voortdurende reden de protocollen te overtreden. En hoe ongelooflijk het ook lijkt, de vrijwel afwezige intellectuele en fysieke vereisten zijn bij menige aanstaande collega ook nog afwezig. Steinmetz krijgt de eerste dag opdracht een “in for a chow” te organiseren. Waar hebben ze het over? Maar ze heeft het voordeel hoogopgeleid te zijn, leert dus snel en stijgt even snel in de ogen van de bazen (niet van de officieren die het dagelijks werk doen, “de strepen”). Zij vindt het stijgen in de achting van de bazen, en het eigen streven naar het werk goed doen (menselijk, al te menselijk) beangstigend, en is bang voor groeiende onverschiligheid.

Zij constateert dat het verbluffend snel went mensen in kooien te zien met een poepdoos in het vertrekje dat zij delen met een ander. Zij kan nog afstand nemen van haar afstomping door haar dagboekaantekeningen. Als zij – als zovele collega’s – een affaire met een gevangene gehad zou hebben (wat ik niet denk) weet zij dit ook in de tekst goed te verbergen – anders gezegd: geheel tegen de regels in is ook dit gewoonte, een enkeling houdt er zelfs tien gevangene-minnaars op na. Wat weer op een andere manier op ontmenselijking wijst.

Steinmetz neemt dit baantje omdat zij een bepaalde tijd in the boonies van Texas moet doorbrengen en daar als Nederlandse journaliste niet terechtkan in haar eigenlijke werk (is dit echt zo?).
Zij moraliseert of betoogt niet, beschrijft zakelijk en laat gevoelens ten hoogste impliciet blijken, en lardeert het verhaal met gegevens over de exploderende VS-opsluitindustrie. Het Mensenpakhuis verdient het in brede kring gelezen te worden, maar het ziet er naar uit dat dit niet gebeurt. Een misser op de plank in de boekhandel (en in eigen kast); op de rug staat Mensenpakuis - een nachtmerrie... (Zo trok het overigens wel mijn aandacht).
Niettemin: aanbevolen kost ter oriëntatie op de VS-goelag.

- Andrea Steinmetz, Het mensenpakhuis – werken in een Amerikaanse maximum-security gevangenis. Wormer: Inmerc, 2008. 191 p., €19,95.

Geen opmerkingen: