10 juni, 2009
Het kan niet anders
In het najaar van 1994 vond de apotheose plaats van de Academie van Ambulante Wetenschappen: de tournee Flaneren in de media. Het was mij een eer er aan deel te nemen en ik stelde er ook een eer in bij iedere voordracht Ergens In Het Land een nieuwe tekst te hebben - een keer slechts was deze multimediaal - dit wil zeggen met cassettebandje, een medium dat sindsdien in onbruik is geraakt zegt hij er ten overvloede bij, "De lof van de ruis". Een voordeel was dat ik uitgedaagd werd iedere week iets nieuws te schrijven. Een nadeel was dat er geen beginnen aan was de tekst te memoriseren zodat ik niet steeds vanaf een papiertje zou moeten lezen maar ook wel eens de zaal in zou kunnen kijken. Er werd af en toe gelachen, merkte ik, altijd om passages die hiervoor niet bedoeld waren, maar het bewees dat de zaal er nog was en dat er geluisterd werd en gehoord.
Het was brinkmanship met de deadline van de avond, een keer vond mijn overbuurvrouw het nodig in haar enkele ondergoed met open gordijnen door de kamer te gaan dansen - op het einde van de middag voorafgaand aan een optreedavond van mij. Mijn computer staat bij het raam, ik kijk er al schrijvende overheen naar buiten in een smalle binnenstadsstraat om in een donker huis zoveel mogelijk licht te benutten. Ik vertelde het collega Lex W. en formuleerde aarzelend dat het schrijven mij op deze manier bemoeilijkt werd. "Het bevorderde je concentratie niet," zei hij trefzeker. Dat was het! Toch kwam ook die speech op tijd af en ik weet zeker dat mijn buurvrouw er op geen enkele wijze in terug te vinden was.
Een keer waagde ik mij aan persoonlijke belevenissen met wat meen ik mediumniciteit heet en media - de vroeger bekendste betekenis van dit Latijnse woord gecombineerd met de thans bekendste. Hier komt een aantal ervan terug op dit weblog.
Ik vond het een waagstuk om tegenover een publiek in de zaal metapsychische ervaringen te verhalen, hoe ingekaderd ook in een ruimer betoog waarin zij functioneel waren. Op de dag dat ik het opschreef schoot er iets in mijn rug waardoor ik enkele maanden krom heb gelopen. De lezing bleek staande gegeven te moeten worden. Een belangrijk deel van het luisterpubliek bleek lesbisch/gay te zijn en droeg deze gezindheid nadrukkelijk uit. Ik voelde mij ter plaatse ertoe gedrongen toespelingen op het gemengde karakter mijner verhoudingen – die er functioneel in aan de orde kwamen - al improviserend weg te poetsen. Het zal niet per se nodig zijn geweest, en het publiek was welwillend.
Toen ik twee van de voordrachten, die bij elkaar aansloten, tot een enkel essay verwerkt had, merkte redacteur Arjen Mulder op dat ik de metapsychische notities zoals uitgesproken in Wageningen niet had opgenomen, en hij vond dat ze er wel bij moesten. Een verrassend idee. Zijn wij niet nuchter, sceptisch, materialistisch en staan “wij” niet afwijzend tegenover gebeurtenissen of verschijnselen die niet kunnen gebeuren volgens het boekje en derhalve ook nooit echt gebeuren? Wie die “wij” ook mogen zijn... Eenmaal op papier staat het er uitdrukkelijker en blijvender dan de wegvlietende woorden geuit in een zaaltje.
De vraag is: waarom dit delen met mensen die men niet persoonlijk kent, een anoniem gezelschap dat – dan weer wel – bijeengekomen is om onder anderen jou aan te horen. Hoewel ik weet dat er geen menigte is bij zo’n gelegenheid, maar een verzameling enkele personen, blijft de vraag: waarom dit met deze onbekende delen? Ik was er onlangs getuige van in een kerkzaal hoe Nazmiye Oral een mystieke ervaring (niet zo genoemd door haar) schetste, die in ieder geval voor deze aanwezige duidelijk maakte wat haar bewoog. Ook – misschien zelfs: juist – in een kerk moet men bedacht zijn op onwelwillendheid of afwijzing ten aanzien van dergelijke persoonlijke uitspraken. Juist het feit dat de spreekster geen kwalificatie of verklaring gaf van de ervaring – die komt van mij in dit geval – maakt haar verhaal authentiek. Ik kan mij heel goed voorstellen dat zij niet wist wat haar overkwam, en er valt ook niet te weten.
Jacques Ellul – wars van mystiek als senkrecht navolger van Barth – vertelt in een interview van een eigen mystieke ervaring omstreeks de tijd van zijn eindexamen. Het kan niet anders dan dat het hem voor de rest van zijn leven beïnvloed heeft, maar hij vertelt ook dat hij waarachtig op de vlucht slaat – hij fietst een eind weg, weg, weg van dit, en slaagt er tenslotte in het af te schudden. De passage is mij in mijn geheugen gegrift, ik las deze zittend in het gras van een weiland op een heuvel in Wales, met een voor mij als Nederlander ongekend uitzicht – omstandigheden die het besef van eenheid invoelbaar maakten. Van dit vreeswekkende, waarop religie gebaseerd is, verhaalt Ellul verder niet. Ik weet ook niet of Nazmiye Oral van plan is om haar ervaring op te schrijven ter publicatie (of dit misschien al gedaan heeft). Waarom dit doen?
Mijn antwoord nu is gebaseerd op een conclusie die even vreeswekkend als geruststellend is. Alle menselijke verhalende, dichtende, muzikale (ingegeven door een Muze) uitingen hebben een mystieke grond, voorzover ingegeven door wat je allang niet meer zo mag noemen: een heilig moeten. Maar het blijft een moeten, en het is heilig.
(Omdat deze regel zich aandient als een natuurlijk slot kan ik slechts besluiten met de opmerking dat ik er op terugkom).
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten