Werkelijk, de uitdrukking die ik als titel aan deze post heb gegeven is met uitroepteken gebruikt door maoisten in het decennium waarin de genoemde dag een rol speelde voor mij - de zogenaamde rode jaren zeventig.
Hoe verzin je zo'n leuze, hoe verwacht je dat mensen - in de eerste plaats je eigen bendgenoten - zoiets serieus nemen?
Het illustreert misschien wel het beeldendst het gelijk van Gerard van den Berg, de radencommunist in wiens schaduw ongebonden Amsterdamse activisten als ik politiek gevormd zijn. De eerste mei, hield hij ons altijd voor, is een symbool dat allang geannexeerd was door degenen tegen wie de dag oorspronkelijk gericht was - de fascisten (zo zei hij het) hebben het overgenomen en naar hun hand gezet. Dit moesten wij goed tot ons laten doordringen.
Met fascisten moet hij in dit geval de nazi's bedoeld hebben, in Italië is de dag meteen juist uitdrukkelijk afgeschaft en "verboden" - al moest onder beide regimes natuurlijk wel de heldhaftige nationale arbeid gevierd worden. Van den Bergs vertoog, waar bijhoorde dat het niet om de arbeidersbeweging gaat maar om de beweging van de arbeiders, gaf je een zekere bedremmeldheid mee of zelfs een schuldgevoel voor de (schaarse) gevallen waarin je iets organiseerde of, hetgeen vaker voorkwam, "er bij was". Ik kan mij trouwens maar een eerstemei herinneren waar ik bij het begin van de organisatie betrokken was - bij het bedenken van het thema en het ontwerp van de verdere vormgeving, die al gauw op de loop ging maar dat was niet erg - 1973, tegen het Nederlandse kolonialisme. Bij "1979" was ik ook enigszins betrokken - dit was in het kader van het Anti City Circus, maar ik was niet eens in Amsterdam op de onderhavige dag. Het einde van persoonlijke betrokkenheid bij een traditie die even opleefde en met het decennium uitgedoofd is. Want daar is het ook op neergekomen.
En eerlijk gezegd had ik mijn bekomst al het jaar ervoor - het slaken van de gratuïte leuzen en met de vuist omhoog (natuurlijk alleen het eerste couplet van) de Internationale zingen, terwijl de Turkse schoonmakers achter de gordijnen klaarstaan om hun werk te gaan doen - ik ga nog door de grond (maar was dan ook geen trotskist, want die waren de hoofdorganisatoren toen, als ik het mij goed herinner).
De herleving van de zogeheten strijdbare Eerste Mei vond plaats op de golfslag van de jaren zestig - de Socialistische Jeugd die er een zaak van maakte in 1967 dat koninginnedag verplaatst was naar 1 mei omdat 30 april op een zondag viel. Van Oranje naar Rood, was de leuze. Het waren de jaren waarin De Telegraaf regelmatig de volgende dag opende met de kop "Terreur in Amsterdam". En daar bedoelde deze krant niet het meppen en zelfs schieten door de politie mee. Hun "terreur" is niet zo nieuw als de bestrijders van het geheugen het willen voorstellen. Maar op het eind van de jaren zeventig was de eerste mei getemd, en Koninginnedag de viering van St. Markt (met die ene uitzondering dan van 1980), tot de Overheid de behoefte kreeg hier ook maar weer eens in te gaan grijpen.
Is de traditie vatbaar voor weer een opleving, onder de rood-zwarte vlag van uitgesproken “antikapitalisme”? Maar waarom hiervoor de Meidag gekozen, als het niet speciaal is om de martelaren van Chicago te herdenken (Domela Nieuwenhuis herdacht hen altijd uitdrukkelijk op de onderhavige dag)? Is niet iedere dag een dag voor antikapitalisme? Is er niet bij voorbaat het gevaar van een ritualisering van deze dag van vreugde en strijd? Hetzij in de vorm van een kloppartij met de politie, zoals in Londen meermalen de laatste jaren is gebeurd, en ook in Berlijn? Hetzij in de vorm van Belangwekkende Toespraken Waarin Een Spoedig Einde Van Kapitaal En Oorlog worden aangekondigd, waarna de schoonmaaksters zonder verblijfsvergunning aan het werk gaan en de revolutionairen de producten van de firma Heineken tot zich gaan nemen?
Gerard had niet helemaal ongelijk, en iemand moet toch in zijn geest waarschuwen?
Maar dat ben ik niet hoor, die iemand. Wat zal ik tegen rituelen zeggen? Nou ja, het bovenstaande: laat men nadenken over vorm en inhoud (die ook hier een zijn).
Tenslotte voel ik mij nog steeds niet oud genoeg om de wijsneus uit te hangen. En ik kijk met een mengsel van plezier en schaamte terug op mijn eerste eigen eerste mei. Een rite de passage, welbeschouwd, en zeker als ik er over nadenk om er iets over op te schrijven.
Die eerste keer was ik meteen al standhouder en heb ik een onbehoorlijke hoeveelheid bulletins verkocht. De Zaak en de lente gaven mij misschien vleugels – mijn verkoopmethode was speciaal op vrouweljke passanten gericht: “deze aardige/mooie (enzovoort) mevrouw heeft vast nog geen bulletin.” Nee, en zij besefte meteen dat hierin verandering moest komen en pakte haar portemonnee. Het werkte wonderbaarlijk goed iedere keer. Ik zou het niet meer gedurfd hebben, een jaar later. Overigens paste ik ook op mannelijke voorbijgangers een behoorlijk overredende verkoopswijze toe. De goede zaak, die is gediend, mensen. Niet tot genoegen van een meisje dat een eind verderop haar handel blijkbaar verminderd zag en het s-woord gebruikte in verband met mijn verkooptechniek. Helemaal ongelijk had zij niet.
Een andere medestrijdster/standhoudster beloofde mij echter dat zij later op de avond er nog wel een zou kopen. En toen kwam toch het ogenblik van de waarheid. Frank dorst het niet veel later te maken. “Moet je echt weg?” vroeg zij in voor mij blijvend bevroren beteuterdheid. “Ja, ik ben moe na zo'n hele dag,” loog ik en reserveerde voor de rest van mijn leven Een Leuke Avond Die Misschien Nog Wel Veel Leuker Had Kunnen Worden.
De revolutie, die weet wat.
Aan het werk...
Geen opmerkingen:
Een reactie posten