Daar liggen de waren, met het zweet van de arbeiders er nog aan. Franz Mehring schrijft het zo in zijn levensschets van Karl Marx, waarin hij ook Das Kapital probeert uit te leggen aan wie het niet begrepen heeft. Het is een mooi beeld en daarom zal het nooit populair zijn, zeker niet in de funshopwinkels waar waren uit fabrieken die met de Engelse naam sweatshops worden aangeduid liggen. Het zweet is van vaak jonge tot zeer jonge mensen in vooral Oost-Azië.
Ik ben op Radio 100 ooit aan een serie Socialisme voor beginners begonnen, maar deze liep vast omdat ik het weekritme niet kon volhouden met een gewetensvolle inhoud - en ik vond het nodig uit te leggen wat dialectiek was, hetgeen mijn didactische vermogens op de radio tot het uiterste oprekte. De serie had de - vind ik zelf - mooie naam Het zweet van Jansen, naar een passage in Bomans' Pieter Bas.
Want over dat zweet kun je het in de liefst steriel gewaande paleisjes van het consumptiekapitalisme toch eigenlijk niet beginnen. Tegen zweet gebruik je deodorant.
Maar in deze crisistijden gaat het naar men zegt niet goed met de koopgoten. Ik zie nog wel massa's op de been, liefst op zondag, maar de omzet stokt, sweatshops in China sluiten al op grote schaal en ketens hangen aan een zijden draad of gaan eraan. Wat ik kan waarnemen is alleen de onwinbare strijd van de echte winkeliers, mensen met kennis van de waren die zij te koop bieden. Deze kennis en het omzetten ervan in voorraad vergt ook zweet, weet ik uit eigen jarenlange ervaring. En rijk word je er niet mee, het kan ten hoogste voldoening geven. Maar voldoening betaalt de huur niet. Op sommige plaatsen waar ik regelmatig langsloop zie ik de meest specialistische winkels verschijnen en weer verdwijnen.
Vergetend dat ik allang niet meer de moeite van het terugkijken waard ben en ook dat ik een zonnebril ophad keek ik altijd even tersluiks door de etalage van de Koreaanse meisjes die niet-sweatshopjurkjes verkochten. Ze hadden ze namelijk zelf ook aan en dat was altijd leuk om te zien. Niet leuk genoeg voor degenen voor wie ze bedoeld waren. Plotseling was de winkel weg, op het eind van de vorige maand. Exorbitante huur, ongetwijfeld.
Helemaal treurig ben ik van de bloemenwinkel niet ver ervandaan waar ik per ongeluk wel vaste klant was, maar hoe vaak haal je eigenlijk bloemen? Bij wat het laatste bosje zou blijken te zijn raakte ik in gesprek met de eigenaar. Over de structuur van bloementeelt en -handel, de veranderingen die er de laatste jaren hebben plaatsgevonden en nog zullen plaatsvinden. Ik dacht het te verwerken voor een stuk voor een Belendend Perceel (zal ik maar zeggen).
Ik was er nog niet voor gaan zitten of de winkel was helemaal leeg. Weg. Het verhaal waarvoor hij de tijd had genomen en ook had gehad was een afscheid. Ik weet inmiddels dat het geen familieomstandigheden waren:
Licher geeft een scala op van redenen die zijn beslissing om de lier aan de wilgen te hangen. “De huur van het pand steeg de laatste tijd enorm, parkeren ging in de loop der jaren van 1 gulden naar vijf euro en veel bedrijven vertrokken uit de binnenstad. En die bedrijven waren juist onze klanten.
Wij zijn nooit een passantenwinkel geweest, hoewel we dat, toen het bedrijsleven vertrok, wel hebben geprobeerd. Maar ik ben geen man om frutseltjes en spulletjes te gaan verkopen. Vroeger kreeg je per dag zo’n vijf- tot zesduizend mensen langs je winkel, nu is het een handjevol en vaak toeristen. Daarbij komt dat je tegenwoordig overal bloemen kan kopen, bij pompstations, in supermarkten.
Vaste klanten bestaan niet meer."
Marktconforme huur, hetgeen betekent: maanden- zoniet jarenlange leegstand en een winkel die het weer niet lang uithoudt of een die het wel lang uithoudt maar waar niets bijzonders te vinden is. Het verhaal loopt al een tijdje.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten