25 januari, 2009
Elcken dag een glaasje - 4
Uit het boek Rood Verzetsfront verneem ik dat het proces tegen het drietal dat het gebouw van Allianz-verzekeringen aan het Frederiksplein in Amsterdam in brand wilde steken, diende op 7 augustus 1978. Voor die tijd zal ik een brief aan Monique A. gestuurd hebben. Ik kreeg geen antwoord, maar ik wist al waarom niet. Na de terechtzitting heb ik vanuit het Fort van Sjakoo - waar ik inmiddels al volledig mee vergroeid was, dat ging snel - de eigen uitgave van het Fort met de foto hiervan als kaart naar haar gestuurd. De muur die de schande van het gat tussen Jodenbreestraat 16 en 24 moest wegmoffelen was opgesierd met de graffitti: Augustin vrij! Het betrof haar broer, maar dat stond er niet bij. De keer dat ik haar sprak toen ze weer uit de gevangenis was vroeg ik of de kaart haar bereikt had. Ja hoor, als post achtergehouden zou zijn zou zij luid genoeg geprotesteerd hebben. Ach.
Ik was aanwezig op de tribune bij de rechtzaak. Er moest vooral tot uitdrukking gebracht worden dat het een schijnvertoning en klassejustitie was. Het fijne van het geheel dat ik mij er nog van herinner is dat een zaalwacht vloekend de tribune vermaande tot opstaan bij binnenkomst van de zittende magistratuur. Aarzelend en halfjes verhief ik mij dan maar van mijn zitplaats.
"Haha," schalde Monique door de zaal, "nu kunnen we zien wie de verraders zijn."
Zo eenvoudig zit de klassenstrijd in elkaar, nietwaar.
Lang kan ik mij er niet verdrietig over gevoeld hebben. De rest van die week staat mij beter bij en die was best bewogen. Maar dat is weer een geheel ander verhaal.
Het moet op een zomerse dag hiervoor zijn geweest, in het Vlooienpark. Mijn vriend H. en ik maakten de ronde en hij zei: "Ik voer ook harde actie tegenwoordig. In dat gebouw daar wordt getekend aan de stadhuisplannen." Hij wees naar het voormalige Joodse weeshuis op de hoek. Er staat nu, anno 2009, een soort ka'aba om te gedenken dat het er was, want het Amsterdamse regime kan heel royaal zijn ten aanzien van monumenten, zolang ze maar niet blijven staan. Vriend H.: "Ik voer de actie "elcken dag een glaasje". Ik gooi een van de vele ruitjes van het gebouw in."
"Dan doe ik mee," zei ik. "Ik gooi een steen voor Monique, opdat ze weet dat ik een echte revolutionair ben."
"Moet je dat zo bewijzen? Volgens mij wil je het eigenlijk niet eens."
Ik pakte een van de vele straatstenen die nog rondzwierven in het zand van de sloop van de straten die er gelegen hadden. "Deze is voor Monique."
Ik wist zeker dat er een ruit op een van de hoge verdiepingen inging. H. lachte. "Hij kwam zelfs niet in de buurt." Ik vond het gemeen. Ik wist dat hij raak was.
En nu, terugkijkend, schattend hoe hoog het gebouw was, hoe ver ik er vanaf stond, wetend hoe ik in het echt kan gooien, moet ik bedenken dat de hardste actie die ik ooit gevoerd heb misschien anders uitgevallen is dan mijn geestesoog wilde destijds.
Slot van een serie: deel 1, deel 2, deel 3.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten