22 december, 2008
Allons enfants - een verhaal voor de Kerst
Het onderstaande verhaal heb ik al enige tijd in portefeuille, en ik "zou er iets mee moeten doen" - en ik heb ook wel enig idee wat dit zou moeten zijn.
Maar een nieuwsbericht als dit doet mij besluiten het u nu aan te bieden als Kerstverhaal, hohoho!
WAT DOEN JULLIE NOU?
"Staan die draden nou onder stroom?" Reza wees naar de
afrastering op de hoge muur rond de binnenplaats. De bewaker
lachte. "Nee hoor, daar komt toch niemand overheen." Reza
lachte mee. Zijn papieren hadden niet al te handig aangegeven
dat hij uit Italië kwam, maar dat had men op Schiphol al meteen
niet geloofd. Bovendien was er een marechaussee geweest die
een paar woordjes Italiaans had opgepikt op vakantie, en daar
had Reza niet eens iets op terug kunnen zeggen. Dus had hij
zich gedwongen gevoeld asiel aan te vragen, als Afghaan uit de
streek waar men ook Farsi spreekt. Direct zeggen dat hij uit
Iran kwam leek hem te riskant. Niet dat het iets uitmaakte,
want hij werd opgesloten in de toren voor ongewenste
vreemdelingen. Hij hielp een beetje bij de sport, en als
sportbeoefenaar stond hij op de binnenplaats en stelde hij zijn
vraag. Wie kon er over die muur?
Nee, de klassieke ontsnapping via lakens of touwen was
niet mogelijk. Maar wie eenmaal in dit land terecht was
gekomen, ook al werd hem de toegang geweigerd wegens
gebrek aan verblijfstitel of andere onbegrijpelijkheden, mocht
slim geacht worden. Zijn ontsnappingsplan kon hij echter niet
alleen uitvoeren. Het was zoeken naar iemand die kon helpen bij
de uitvoering. Dat werd nog zoeken. De meeste medebewoners
waren uiterst terneergeslagen en wachtten wel degelijk op een
kans aan hun opsluiting te ontsnappen. Maar dit wachten had
hen ook nogal apathisch gemaakt. Klachten over hoofdpijn en
slapeloosheid vlogen je om de oren, de hele dag. Al was het
maar om aan die ergernis te ontsnappen...
"Gewoon over die muur heen en wegwezen hier," had
Ayoub op een recreatieuur buiten gezegd met een gebaar naar
de muur. "En dan?" had Reza gevraagd. "Een neef van mij woont
in de stad, ik weet wel waar ik naartoe moet." Ayoub stond
geboekt als Algerijn, als het Reza echt geïnteresseerd had zou
hij hebben kunnen concluderen dat Ayoub uit Marokko kwam.
Maar ontsnappen was zijn enige interesse. En hij nam Ayoub in
vertrouwen. Hij stemde in, in ruil zou hij voor de eerste paar
dagen opvang zorgen - een belofte die Ayoub niets zou kosten.
Zondag 14 juli, een hete zomerdag. Twee paviljoens
hadden recreatie op de binnenplaats die eigenlijk buitenplaats
zou moeten heten. De muur van een meter of elf hoogte met
prikkeldraad erop scheidde hen van de buitenwereld. "Paviljoen"
was de aanduiding voor twee verdiepingen in het torengebouw.
Er was bewaking, maar die stelde deze middag niet veel voor:
twee landerig toekijkende vrouwen. En er viel ook niet veel te
zien. Het spannende gebeurde terwijl het nog moest
doordringen tot de omstanders en bewakers. Reza had zeven
karatepakken uit de sporthal meegenomen en aan elkaar
geknoopt. De lange witte sliert nam hij mee, met een snel
gebaar naar Ayoub: "nu!" Gelukkig was Ayoub vlot van begrip.
Beiden renden naar de muur, Ayoub klom al in de ketting van
karatepakken terwijl Reza nog moest richten op de bovenkant.
De slinger landde net over de meegevende draden. Ayoub was
al bovenop, kon zonder problemen over de draden heen en hij
hield een plukje draad vast omlaag voor Reza. Die klom ook snel
in het karatepakkenkoord. De bewaaksters waren vooral
verbaasd. "Wat doen jullie nu?" vroeg er een, alsof zij dacht dat
het bij recreatieve sport hoorde. De gevangenen beseften
evenwel terwijl Reza de muur beklom dat er iets bijzonders aan
de hand was, en zij applaudisseerden.
De opgetrokken ketting hielp niet veel bij de afdaling - na
een eindje sprongen de mannen achtereenvolgens in de
slotgracht. De bewaaksters waren inmiddels van hun verbazing
bekomen. Reza en Ayoub waadden zo snel mogelijk door de
gracht, Reza ontdeed zich in de bosjes op het spoortalud vlug
van een laag kleding en voort gingen zij, met de dekking van
bosjes en struiken. Daar kwamen zij aan bij de trekvaart, een
brede barrière die hun misschien juist wel goed uitkwam. Als er
speurhonden werden ingezet zou hun spoor onvindbaar worden.
Zij zwommen snel maar beredeneerd in een diagonaal over de
vaart. Het was een hete dag, en in Amsterdam wordt zelden
iets vreemd opgevat, dus de zwemmende mannen werden
nauwelijks bekeken - het was hoe dan ook een stille hoek van de
stad. Aan de overkant waren opnieuw veel bosjes en struiken
die hen aan het gezicht konden onttrekken. Dat was inmiddels
al nodig: er cirkelde een helicopter boven de polder, maar net
niet handig genoeg. Het volkstuincentrum aan de overkant van
de vaart bood voldoende sluip- en kruipgelegenheid om
onopgemerkt weg te komen. En op een gegeven ogenblik zou de
speurtocht wel gestaakt worden.
Tenslotte waren Reza en Ayoub geen gevangenen, maar
geweigerde vreemdelingen. En het kwam vaak genoeg voor dat
dezen op straat gezet werden met de mededeling: "U heeft 24
uur de tijd om dit land te verlaten." In het pays légal was de
zaak daarmee opgelost, in het pays réel betekende het dat er
weer wat illegale vreemdelingen zonder papieren extra
rondliepen. Hun omgekeerde Bastillebewerking had iets
toegevoegd aan het werkelijke land. Er was geen reden hard te
blijven zoeken naar degenen die juridisch gesproken niet eens
ontsnapt waren. En waar ze van moesten gaan leven in de
toekomst - dat zou hen snel genoeg weer in aanraking doen
komen met het pays légal. Die toekomst lag nog voor hen,
inmiddels hadden ze de Middenweg bereikt. In een café belden
zij het adres van de familie van Ayoub. Reza werd niet met
open armen ontvangen in het huis van Ayoubs familie, maar
een of twee dagen - dat mocht - en daarna... daar moest God
maar in voorzien.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten