10 augustus, 2008

Plastic, een toegift


"Ik zal het niet mooier voorstellen dan het is," zei de man van het uitzendbureau. "U haalt een handle over, er komt iets heel warms van plastic uit de machine en het stinkt.. eh .. naar plastic. Dat moet u sorteren en wegbrengen."

De fabriek was op een mij onbekende plaats in Amsterdam-Noord, en ik meende geen risico te moeten nemen en verkende de weg erheen een paar dagen van tevoren. Ik fietste naar Noord over de Schellingwouderbrug. Dit bleek een vergissing. De fabriek was niet ver van de Buiksloterweg, waar de pont vanaf het Centraal Station heenvoer. Dus moest ik die route langs het station nemen, besloot ik. Maar het betekende dat ik de moeizaam gezochte weg niet meer wist. Dus de maandag waarop ik begon raakte ik verdwaald tussen de kanalen en kwam ik drie minuten te laat aan. Dit betekende een kwartier aftrek van loon, werd mij te verstaan gegeven, en verder moest ik beseffen dat ik een collega een rotstreek had geleverd want die had moeten doorwerken. Doorwerken? Maar liefst drie minuten? Voor mijn schampere reactie kan ik mij alsnog jaren later schamen. De fabriek was volcontinu in bedrijf, ploegen begonnen om zeven uur, om drie uur 's middags en om elf uur 's avonds. Je mocht pas weg als je opvolger gearriveerd was. Het was mij niet verteld en het verbaasde mij zeer.

Hier stond ik nu aan de machine, met een mesje in mijn hand. Anderen vulden een trechter bij met korrels waarvan de geur mij aan versgebakken brood herinnerde, dus geen onaangename lucht, integendeel, maar zeer bedrieglijk. De trechter was gevuld en de handle kon overgehaald. Uit de machine rolde een grote hoeveelheid zwarte ronde dingen die voorzover ik er iets uit kon opmaken radiatorknoppen hadden kunnen zijn, al waren ze daarvoor eigenlijk te klein. Het kon gebeuren dat er uitsteeksels aan de zijkant waren, die moesten met het mesje worden weggesneden. Als de hele partij die uit de machine gekomen was gecontroleerd en eventueel bijgewerkt was, kon de handle opnieuw overgehaald worden.

Sanitaire pauzes of eetpauzes moesten grootmoedig toegekend worden door een chef, die een aantal vingers opstak dat gelijk was aan het aantal minuten pauze. Er was ook een algemene pauze omstreeks het middaguur. Dit betekende een stuwing van mannenmassa naar de uitgang, onder een loopbrug in het gebouw door. Hierover liepen de vrouwen die op het kantoor werkten naar hun pauzegelegenheid. Het was de tijd waarin iedere vrouw in rok of jurk liep, en die waren (zeer) kort, en het was zomer. Een bijna collectieve kreet "Neukie!" steeg op naar de loopbrug. Ik begreep meteen dat dit een dagelijks ritueel was, inclusief de overwegingen welke meisjes er wel pap van lustten. Productie- en kantoorpersoneel lunchten nooit gelijktijdig.

Als een teil met ronde knoppen vol was werd deze opgehaald. Ik kwam er achter dat het wielen waren voor speelgoedauto's die in Roemenië in elkaar gezet zouden worden.

Lag het aan mij dat die machines vastliepen? Er kwamen geen wieltjes meer, er moest een monteur komen en ik werd aan een andere machine gezet waar een speelgoedonderdeel uit kwam.

Er was mij te verstaan gegeven dat ik het niet over mijn loon mocht hebben met collega's. Dat was geen probleem, het was zo'n oorverdovende herrie in de hal dat ieder gesprek dat een kreet van drie woorden te boven ging uitgesloten was. Toen ook de volgende machine het begaf gebaarde een man mij te gaan vegen. Ik zag niet waarmee ik dat kon doen en liet het aan mij voorbijgaan terwijl de monteur bezig was. Weer kwam de opzichter langs. Nu kon hij praten. "Hee, jouw handen zijn geen zaligheid beloofd. Vegen!" "Waarmee dan?" Nu wees hij op een bezem die tegen de muur stond. Die had ik maar moeten zien staan. Zonder enthousiasme ging ik vegen - stukjes gevallen plastic uiteraard. Inmiddels had de monteur zijn werk gedaan.

Opnieuw liep de machine vast. Nu werd ik er aan een gezet waaruit emmertjes kwamen. In ieder geval nuttige gebruiksvoorwerpen. Ik kreeg te horen dat ik een productienorm moest halen, en die haalde ik zowaar. De emmertjes werden niet opgehaald, maar moesten gestapeld worden aan het gangpad. Men kon de productie zo in een oogopslag aflezen. De afwerking bestond bij de emmertjes uit het eventueel afknippen van een draad plastic aan de onderkant van de bodem - aan deze onderkant zit een cirkeltje met een licht uitstekend puntje - welnu, dit moet dus van zijn plastieken navelstreng ontdaan zijn.

Zeven uur aanwezig zijn betekende niet ver na zessen op weg gaan. Het was een zonnige zomer dus het naar het werk fietsen was geen probleem. Maar je moet er wel op bedacht zijn dat je een lekke band kunt krijgen.Op de statige stille Plantage Middenlaan begaf mijn achterband het ter hoogte van het bejaardenhuis St. Jacob. Daar stond ik in de vroege ochtend, op een tijdstip waarop de tram nog spaarzaam rijdt. Maar er kwam een lijn 9. En op het Stationsplein kon ik overstappen op de buslijn om het station, naar de pont - het was nog net in de tijd waarin niet-treinreizigers de toegang tot het station ontzegd was, zodat de weg naar de pont nog knap lang was. Maar Amsterdam had hier van oudsher zijn unieke lijn om het station voor, toen lijn K geheten. K voor kringlijn, maar de geur die hing in de stampvolle bus - zo goed als alleen Turkse arbeiders - suggereerde op dat ogenblik een andere verklaring. Zij werkten elders bij de industrie in Noord, niet in de plasticfabriek. Aan de overkant van het IJ moest ik verder lopen. Al met al was ik precies de korting die ze toch toegepast zouden hebben te laat: een kwartier. Voor mij viel dat nog mee.

Die dag werd ik al snel van de emmertjesproductie afgehaald en kreeg ik weer Vage Dingen van Plastic te verwerken. Jammer, het ging redelijk snel met die emmertjes en ik had er niet zo'n gevoel van nutteloosheid over. De broodlucht van de verhitte plastickorrels die in de machine verwerkt werden zorgde er voor dat ik bijna voortdurend met een knorrende maag rondliep.

Toen ik om drie uur mijn prikkaart wilde pakken was deze verdwenen. Niet-begrijpend staarde ik naar het lege vakje en liep toen maar naar de portier om te melden dat mijn kaart weg was. Hoe heet u? Hij keek op zijn bureau, pakte de kaart en klokte af en zei: Dat betekent dat u niet meer terug hoeft te komen. Tot zijn ergernis kon ik slechts een spontaan "hoera!" slaken. "Wat zegt u?" Ik was zo blij dat ik geheel vergat mijn werkbriefje te laten tekenen.

Ik begaf mij opnieuw met pont, bus en tram naar mijn onfortuinlijke fiets. Aan het raam van St. Jacob stond een meisje een raam te lappen. Ik keek naar haar, zij keek naar mij en ze wuifde.
Vrij!

Geen opmerkingen: