19 juli, 2008
Verdwenen, verdwenen
In een wachtkamer zag ik een Vrij Nederland liggen met als omslagverhaal de mogelijke gentrificatie van Schiermonnikoog. Nee toch, ging het door mij heen – het Socialisme voor de Rijken Die Eigenlijk Overal Recht Hebben Op De Mooiste Plekjes slaat ook hier toe. Het bleek een nummer van ongeveer een jaar geleden te zijn, en het had waarschijnlijk een hoog komkommergehalte. Vooralsnog komt er geen golfbaan. Er was veel gekanker over muggen op het eiland die het toerisme zouden hebben tegengehouden. Muggen horen typisch bij natte zomers en die zullen schaars zijn geweest op het eiland. Pech – maar de muggen zullen niet het toerisme hebben tegengehouden, daar zorgde het weer zelf wel voor.
In de dagen waarin ik een zekere binding had met het gewest en meer bepaald de stad Groningen heb ik het eiland een paar keer bezocht. Het zou nog denkbaar het eiland kunnen zijn waar christen-anarchistische dominee Louis A. Bähler stond: het is niet drukbevolkt. Autoverkeer is zeer beperkt. Alleen is het toerisme inmiddels wel de grootste bedrijfstak, in tegenstelling tot visserij en scheepvaart en wat veeteelt, ruim honderd jaar geleden. Er zijn weinig plaatsen in Nederland waarin je je kunt voorstellen dat het niet veel veranderd is de afgelopen honderd jaar. Wat zeg ik, weinig? Zijn er dan? Op een enkel punt Schiermonnikoog en misschien de uiterste oostkant van Terschelling, maar ik sta er niet voor in.
Toch – het Thijssegevoel kan nog wel toeslaan, speciaal op de juiste uren van de dag en met de blik de juiste kant op. En verwijderd van de massa die op pret uit heet te zijn, en dat waarschijnlijk ook is. De foto is gemaakt in het hoogseizoen, niet zo ver van de camping Mokum aan Zee. Tot ver in de omtrek dreinde op zomeravonden de Nederlandstalige reldeldel of de foute techno door het landschap dat officieel als stiltegebied is aangemerkt. Men mag er tussen zonsondergang en zonsopgang niet eens komen, maar de camping staat nu eenmaal in het duinreservaat.
Eerlijk gezegd vind ik het beledigend om gezeur over op de koffie komen en verdere gezelligheid, neen: geselligheid, geïdentificeerd te zien met Amsterdam, of zelfs de Jordaan. Hoeveel Jordanezen – herkenbaar aan donkerder huid, katholieke of zwaar-hervormde achtergrond, en het Amsterdamse stadsaccent, wonen er nog in de Jordaan? Die gesellige Amsterdammers zijn naar Lelystad, Almere, Purmerend en wie weet waarheen nog meer verhuisd. Gedeporteerd, noemden wij activisten het in de jaren zeventig, bij het verzet tegen de sloop voor de overloop, gesymboliseerd in het metrotraject en speciaal de Lastage/Nieuwmarktbuurt. Kom mij niet aan met kletspraatjes over gesellige Amsterdamsheid. Ik ben zelf geboren en getogen Amsterdammer en ik ben niet gesellig en wel gestudeerd. Mag het? Ja, mijn vader en moeder hebben elkaar in de fabriek ontmoet. Maar arbeiders bestaan niet meer in Amsterdam. En ik ben toevallig op mijn rust gesteld.
Ik heb nu een datsja die zo’n dertig minuten fietsen van de duinen ligt, de grond herinnert nog wel aan de duinstreek, het stoof er wild voordat de regens kwamen, maar in alle eerliijkheid is er eigenlijk verder geen verband – de duinen zijn nu weer een dagtochtje voor mij. Maar ik heb privacy, een eigen haag waar niemand overheen kan kijken en die alle mogelijke geselligheid buitensluit.
Ik heb de duinen lief vanwege het klieuwklieuw van de buizerd, de hoogzwevende kiekendief, de opvliegende sperwer op het bospad, de grasmus in de doornstruik, de geur van wilde tijm, de langsschietende hagedis en nog zoveel meer. Wie geselligheid wil had zich maar niet uit Amsterdam moeten laten verbannen. Maar net zoals de oermokumse geselligheid is vrees ik de echte rust uit het grootste deel van het duingebied intussen ook wel verdwenen, bij Bakkum of op Schiermonnikoog. Ik vrees dat dit voor een flink deel komt omdat heel Nederland zo vreselijk gesellig is.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten