Nederland heeft al eerder kennis mogen maken met het praktisch idealisme, zoals belichaamd in de Praktisch-Idealisten Associatie of P.I.A. (1919-1931). Het streven van deze organisatie was tegelijkertijd nogal wat ruimer dan een keertje de tram nemen maar ook ongrijpbaarder. Praktisch-idealisme hield een streven naar geestelijke ommekeer in, een verandering die de wereld verder als het ware vanzelf ten goede zou komen. De politiek-geestelijke positie van de P.I.A. valt het best te beschrijven aan de hand van het Nederlandse christen-anarchisme, dat er in georganiseerd verband aan voorafging. Het christen-anarchisme zou men een combinatie van christendom en anarchisme kunnen noemen, maar dan van een hogere synthese dan wat men wellicht bij deze combinatie kan bedenken. Welnu, de P.I.A. zou getypeerd kunnen worden als christen-anarchistisch, maar met aftrek van het anarchisme, zeker in de beginjaren. Het streven, dat zich op ijle hoogten lijkt te bevinden, krijgt daarmee zijn plaats. Jac. van Rees, een van de drijvende krachten van het Nederlandse christen-anarchisme rond de eeuwwisseling, vond hier tenslotte weer een organisatorisch verband.
De P.I.A. is opgericht door de theosoof en jurist J.J. van der Leeuw, die ook af en aan Algemeen Leider is geweest. De P.I.A. hechtte groot belang aan leiderschap, ook al was een leider zonder onderscheid des persoons aan te wijzen (niet: te kiezen) en desgewenst afzetbaar, vandaar de bovenstaande kwalificatie als niet-anarchistisch. De beginselverklaring:
“Inplaats van ons te laten meesleepen door de verkeerde sleur en te laten verlammen door gewoonte, willen wij onszelf blijven, waar we ons ook bevinden, en steeds blijven streven, naar de volgende idealen te leven:
Wij willen de menschheid dienen, in plaats van eigen eer en voordeel na te jagen.
Wij willen onze lagere natuur beheerschen, inplaats van haar onbeteugeld te laten.
Wij willen de innerlijke werkelijkheid der dingen onderscheiden van hun uiterlijken schijn.
Met alle gelijkgezinden willen wij in eenheid samenwerken om, bezield door deze idealen, een betere samenleving te vormen, en we zullen ons hierbij door geen uiterlijke verschillen laten verdeelen.”
Het blad van de P.I.A., oorspronkelijk Praktisch-idealisme geheten, al spoedig hernoemd in Regeneratie, stelt zich ten doel:
“Het aanwijzen van den Nieuwen Geest, die over de menschheid aan het komen is, het wakker maken en versterken van dien Geest, en het aangeven van den opbouw, dien de Nieuwe Geest tot stand zal moeten brengen. Kortom, mee te werken aan het regenereeren der samenleving op elk gebied.”
Het ware idealisme is dienend. De P.I.A. wilde idealistische kennis paren aan praktische kennis – Geloof en Rede zouden moeten samenvallen. Praktisch-idealisme hield tevens het onderschrijven van een religieuze gezindheid in die naar de termen van J.J. van der Leeuw erkenning van een Wereldlichaam inhield. Tot omstreeks 1925 kan gesteld worden dat de P.I.A. theosofisch was, de kampen die tot dan georganiseerd worden lijken jongeren te recruteren voor de Theosophische Vereeniging.
Als de gedoodverfde Nieuwe Wereldmeester Krishnamurti uitdrukkelijk te kennen geeft niet de verwachte nieuwe Leraar te zijn wordt de band met de theosofie vanzelf losser. Een echte organisatie kan de P.I.A. eigenlijk niet genoemd worden. Uit het tijdschrift kan begrepen worden dat er plaatselijke afdelingen waren, die een Leider hadden, maar van een organisatie die zich doeleinden stelt kan eigenlijk niet gesproken worden. Afdelingen worden geacht zich te scholen aan de hand van uitgebreide opgegeven literatuurlijsten – waar vanuit (christen)-anarchistisch oogpunt overigens niets mis mee is: Van Eeden, Ortt, Carpenter, Trine, de gebroeders Van den Bergh van Eysinga, Bölsche en meer namen die de boekenkast van toenmalige anarchisten met religieuze inslag gesierd hebben. Dat er op deze wijze en op dit niveau aan scholing gedaan werd zegt iets over het publiek dat de P.I.A. aantrok en bereikte. Dit kan nooit eenvoudig-proletarisch zijn geweest, ook al streefde de P.I.A. naar doorbreking van de klassegrenzen.
Aangezien er geen formeel lidmaatschap met daaraan verbonden kosten was valt moeilijk te zeggen hoe groot de P.I.A. was. Op grond van het te schatten aantal abonnees van het blad kunnen het er nooit meer dan enkele honderden zijn geweest, per afzonderlijk jaar. Maar ook hier kan men zeggen: kwantiteit zegt niets over kwaliteit. De betrokkenheid bij de P.I.A. moet intens zijn geweest.
Midden in de zomer werden er kampen georganiseerd voor de praktisch-idealisten, waarvan het programma herinnert aan de cultuur van andere jeugdbewegingen als de geheelonthouders en ook de AJC. Volksdansen, literaire avonden, diepe gesprekken bij het kampvuur, inleidingen door belangwekkende ouderen: voor het kamp in Hellendoorn in 1928 kunnen Boeke en Methöfer, natuurgenezer Hettema, filosoof Schoenmaekers en dichter Beversluys (zo gespeld) gesignaleerd worden. Kees Boeke was een vaste gast op de kampen, voorzover ik kan nagaan. Zijn bijdragen werden dan ook zeer gewaardeerd.
Een zekere verwantschap met anarchistisch streven in het algemeen kan bij dit praktisch-idealisme wel vastgesteld worden. In de eerste plaats moeten doel en middelen met elkaar in overeenstemming zijn: niet-idealistische middelen kunnen niet tot een ideale samenleving leiden. Deze is gebouwd op onzelfzuchtigheid: “Kapitalist zijn of communist is een kenmerk der ziel, niet der uiterlijke omstandigheden. Alleen de innerlijk-dienenden kunnen de nieuwe orde opbouwen.” Wie hier negentig jaar later bij fronst moet bedenken dat sociaal-democratische prominenten als Van der Goes van Naters, Wiardi Beckman en Thomassen hun eerste politieke schreden hebben gezet bij de P.I.A. Het beoogde doel klinkt wellicht christen-anarchistisch, zij het dat ik in die kringen nooit theocratie als iets nastrevenswaardigs ben tegengekomen:
“Het praktisch-idealisme onderscheidt doel en weg, en het ziet in dat de menschheid naar communisme en de ware anarchie of theocratie, ontwikkelt maar weet tevens dat deze uiterlijke ordeningen pas mogelijk zijn wanneer de ziel der menschheid in haar ontwikkelingsgang dit punt bereikt heeft. Ze eerder te brengen is onhistorisch en brengt slechts een grootere hel. Diegenen nu die zoo een beetje mee bolsjewieken moeten goed beseffen, dat zij mede schuldig zijn aan de gevolgen van een beweging waarvan de stelregel is, het doel heiligt de middelen.”
(Met theocratie wordt ongetwijfeld naar de letterlijke betekenis de heerschappij van God bedoeld, dus niet van georganiseerde mensen).
Met het wegvallen van de theosofen als belangrijke kracht achter de P.I.A. kiezen veel leden expliciet voor religieus socialisme of –anarchisme. Dit beviel mensen als oprichter Van der Leeuw en een prominent lid als de vliegenier Viruly niet. Omstreeks 1930 geeft scheidend redacteur van Regeneratie A.J. Gaastra toe dat er allang geen Associatie meer is, er zijn ook geen zusterorganistaies in andere landen en hij vindt dat het Idealisme intussen ook ver te zoeken is. Het enthousiasme is weg, het jonge is er af.
Toch waagt een nieuwe redactie, onder wie Carel D. Lopes de Leão Laguna, de uit christen-anarchistische kring afkomstige Mellie Uyldert en Bob Levie, zich aan een nieuwe jaargang. Er wordt echter wanhopig om nieuwe abonnees gevraagd, en deze komen er niet. Levie luidt het blad uit op 31 december 1931. Hij stelt vast dat het blad geen levensrecht meer heeft. Een vermoeide en wat bittere constatering:
“men moet geestelijk en materieel wel in een zeer bijzondere positie zijn om lange tijd in dit geloof of deze illusie te kunnen verblijven.”Hij komt op haast het tegendeel van het vroeger betoogde uit:
“Vooral in deze crisistijd ondervinden we, dat ook het zijn het bewustzijn bepaalt, zullen ten slotte de meest orthodoxe historisch idealisten tot de erkenning moeten komen, dat er een voortdurende wisselwerking bestaat tusschen innerlijke en uiterlijke factoren, tusschen wil en omstandigheden, tusschen individu en milieu.”
De geheelonthouders-, de vrijzinnige, sociaal-democratische en andere jeugdbewegingen, de vredesbeweging en meer (het religieus-anarchisme kreeg veel aandacht in de laatste jaargangen) zijn er om de voortgang van het idealisme in banen te leiden. Maar de tijd van hemels idealisme is voorbij. Met het blad komt er een einde aan de organisatie die toch al geen organisatie was.
(Ter vervanging van de noten die de papieren versie in het Vijftiende jaarboek Anarchisme ondersteunen enkele verwijzingen naar eerdere opmerkingen op dit log.)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten