Het jaartal 1968 heeft een haast magische klank, en om goede redenen. Het was het eerste jaar sinds 1848 waarin wereldwijd revolutionaire woelingen de heersende klassen in een paniek brachten die nog steeds niet is uitgewoed. Ik kom hier op het einde op terug. En het is nog steeds niet zover dat er met enige afstand – zonder wrok of naijver, zo dit ooit echt kan – een Integraal Geschiedenisboek over dit jaar geschreven zou kunnen worden, zoals Romein of Hobsbawm gedaan hebben over andere perioden. Mark Kurlansky’s 1968 – the year that rocked the world is – helaas – tezeer journalistiek, en heeft zijn fouten en tekortkomingen (Frankrijk komt er wel zeer bekaaid in af, Pakistan en Noord-Ierland worden in het geheel niet genoemd).
1848 was het woelige jaar van Europa en Zuid-Amerika, niet van de rest van de wereld. 1968 was wel mondiaal – een populaire verklaring achteraf is de werking van het nog nieuwe maar wel al overal populaire mediium televisie. Of “de media” echt een hoofdrol gespeeld hebben is een vraag die evenwel nog beantwoord moet worden. Er zijn strijdvormen die wel degelijk van elkaar zijn afgekeken – sit-ins, bezettingen – maar de omstandigheden waren bijna overal verschillend en er moeten steeds afwegingen van de plaatselijke omstandigheden een rol hebben gespeeld.
Zeer televisonair was wat er gebeurde in de Verenigde Staten na de moordaanslag op Martin Luther King, op 4 april. De geweldloze burgerrechtenbeweging was hiermee op haar eindpunt. De zwarte wijken in de grote steden kwamen in opstand, dagelijks waren er beelden van in brand staande binnensteden, wat al meteen de indruk maakte van een revolutionaire situatie in de kapitalistische Metropool bij uitstek. Een week later, op 11 april, werd – kopieergedrag – een poging gedaan de Westduitse studentenleider Rudi Dutschke dood te schieten – een aanslag die Dutschke op termijn fataal is geworden, de dader heeft in de gevangenis zelfmoord gepleegd. Nu stond ook de Duitse Bondsrepubliek op zijn kop. Een paar weken later volgde Frankrijk, waar de oproerpolitie een studentendemonstratie in Parijs hard te lijf ging en de barricaden verrezen op 10 mei. De Media van de wereld waren bij de hand, want in Parijs zouden vredesbesprekingen beginnen tussen de Verenigde Staten en (Noord-)Vietnam. Een dergelijke aanwezigheid van niet-embedded journalisten was een publicitair buitenkansje dat zich niet gemakkelijk weer zal voordoen. De onrust onder de studenten sloeg over naar de arbeidersklasse: op den duur staakten tien miljoen mensen gedurende een maand. Bedrijven werden bezet, mogelijk zelfbeheer werd besproken, Nantes was een weeklang een Commune. Een aanbod tot loonsverhoging werd honend afgewezen. Tot de staking alsnog verliep. De contrarevolutie vond via de vakbonden en de stembus plaats en de nederlaag door dit laatste middel was overweldigend. De Gaulle had voorlopig gewonnen.
“1968” deed veel landen aan: het Verenigd Koninkrijk, België, Frankrijk, Duitsland, Polen, Tsjechoslowakije, Spanje, Italië, Griekenland, Turkije, de Verenigde Staten, Canada, Mexico, Egypte, Pakistan, Japan, China – de lijst is verder aan te vullen. Waar kwam het vandaan? Een moeilijke vraag. Uit de diepten van de kapitaalsverhouding vermoedelijk, het einde van het Gouden Tijdperk stond voor de deur. Waar ging het heen? Naar Chili 1970, Pakistan/Bangladesj 1971, Griekenland 1973-74, Portugal 1974, Nicaragua 1979 (Iran 1979 laat ik even rusten) – maar ook de omwentelingen van 1989 in Midden- en Oost-Europa en de bezetting van het Plein van de Hemelse Vrede in Peking in hetzelfde jaar kunnen als onderdeel van het lange jaar 1968 gezien worden. De vrolijke vastberaden revolutie klinkt door in het andersglobalisme dat zich regelmatig manifesteert en de heersende machten telkens weer razend weet te maken. Hoort dit ook bij het Lange Negentienachtenzestig? In ieder geval is het anti-autoritaire socialisme, het anarchisme dat niet altijd zo genoemd wil worden, aan zowel 1968 als het andersglobalisme verbonden. 1968 is het punt waarop het wereldwijd voor het eerst sinds de Tweede Wereldoorlog (weer) aan de orde is. Nederland kende een soort remmende voorsprong na Provo, vandaar dat het nadrukkelijk niet in de lijst van “1968” zelf voorkomt.
Heersende klasse in paniek – de uitdrukking is hierboven gevallen. In 1968 viel geen enkele regering tengevolge van de onrust, tenzij men het terugtreden van Johnson als presidentskandidaat zo telt. Wel werd de val van De Gaulle ingeluid, en op termijn die van het militaire regime in Pakistan, en meer. De bezetting van Tsjechoslowakije kan als een paniekhandeling gezien worden. In de reëel bestaande Democratische Wereld ging het organiseren van de preventieve contrarevolutie, zoals Herbert Marcuse haar al meteen noemde, op andere wijze, al had de reactie ook militaire trekjes, vooral in de Verenigde Staten. De zwarte en inheemse bewegingen werden er door infiltratie en provocatie de steeds uitdijende gevangenissen ingeloodst. Een op de honderd VS-ingezetenen zit achter tralies, en dit getal is nog geflatteerd. Bijna overal is na een ideologische oorlogvoering de publieke sector – behalve het gevangeniswezen – uitgekleed en staat de zogenaamde sociale zekerheid onder zware druk (die moet “hervormd” worden).
De ideologische strijd rond “1968” is zwaar. Er heet van alles mis te zijn in de reëel-bestaande democratische marktparadijzen, en het is allemaal de schuld van 1968 of bij uitbreiding van het hele decennium, “de jaren zestig”. Of het nu de echtscheidingscijfers zijn, het gebruik van drugs, de onmogelijkheid voldoende kanonnenvoer in dienst te krijgen voor de vele oorlogen die men op het programma heeft, de kassadame die niet kan rekenen, de zogeheten integratieproblemen van even zogeheten allochtonen: het is de schuld van de jaren zestig. Alles moest namelijk maar kunnen. Een grootmeester in dit ideologische gekwaak was de VVD-uitzendkracht van Shell in de politiek (de PvdA heeft er ook wat), Bolkestein, die godbetert nog als intellectueel in de Nederlandse politiek is afgeschilderd ook. En die nooit ter verantwoording is geroepen voor de rol van zijn partij in de jaren zestig en erna. In Duitsland is het een volkssport geworden om de jaren zestig onder schot te nemen, speciaal voor de voorstanders van de Nieuwe Burgerlijkheid – de terugkeer van die goede oude jaren vijftig is gewenst (toen de ex-nazi’s het nog volop voor het zeggen hadden). In Duitsland zijn in de vorm van de rood-groene coalitie 68-ers inderdaad even aan de macht geweest, en we weten wat dit inhield.
Als men geen verhaal kan beginnen over een regering die decreteerde dat alles moest kunnen – want die is er nu eenmaal nergens geweest – dan is het afschilderen van de revolutionaire woelingen van ’68 en omstreken het grote karwei. Het ging hier om een normvervaging in de hand werkend relletje van verwende rijkeluiskinderen, wordt de mediaconsument voorgehouden. 1968 als een studentengeintje, weer eens wat anders dan zooien, is de suggestie. De rijkeluiskinderen van toen worden ideologisch aangevuld met de hedendaagse hardwerkende mensen die het toch al zo zwaar hebben met de benzineprijs en de pensioendruk. Of een behoorlijke historiografie hier veel zal helpen is de vraag. Veel meer dan de ideologische prietpraat confronteren zit er niet in, en het is moeilijk dit te doen binnen de media zelf die deze ideologie dagelijks bezorgen. Maar het is niet onmogelijk. En tenslotte: “1968” had het ook niet gemakkelijk, maar het was er en het blijft staan als een teken aan de wand voor de heersende klassen: uw dagen zijn hoe dan ook geteld. Al weten we niet wanneer de volgende grote uitbarsting komt – komen zal zij.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten