07 december, 2007

Wuiven

Bijna altijd als Frans zijn fiets uit de kelder ophaalde was daar ook Rianne, een meisje waarmee hij eerder in de klas had gezeten, maar zij was naar het athenaeum overgestapt na een jaar. Leek altijd problemen met haar achterband te hebben, stond meestal met de fietspomp die aan een zware ketting vastzat haar band op te pompen alsof deze voortdurend leeg was. Soms schichtte hij langs haar, vaag groetend, meestal merkte zij hem niet eens op.

Over de fietsenkelder liepen allerlei geruchten. Dat daar vluchtige contacten werden gelegd, zo zou hij het uitdrukken. Rianne met haar korte piekhaar - zou die afspraakjes hebben daar? Hij moest zijn gedachte laten bedaren. Hij kon zich bij Rianne eigenlijk niets voorstellen als het om iets erotisch ging.

Op een dag zag hij haar, hulpeloos kijkend naar haar ventiel, dat een beetje scheef stond. In haar strakke jeans gehurkt probeerde zij het ventiel recht te zetten, alsof dat enige zin had. Zij droeg een kort topje, Frans kon zien dat zij een string droeg en zij had een steentje in haar navel. Iets van ontroering, hij kon het gevoel niet benoemen, deed hem stilstaan bij haar en vragen: "Kan ik je helpen? Is er iets mis met je band?" "Als jij er raad mee weet - graag," zei zij, overeindkomend. "Het ventiel zit raar en de lucht loopt er steeds uit. Dat is al weken zo." Frans had voor de lange ritten heen en weer een reparatiedoos bij zich, die hij tevoorschijnhaalde. Hij boog zich over haar ventiel, haalde het er uit om eenvoudig te constateren dat er een scheur liep in het slangetje. Zijn reparatiedoos bevatte een reserveslangetje. Hij trok het kapotte van het ventiel en duwde het nieuwe eromheen. Rianne keek toe en proestte van het lachen. "Dat doe je niet voor het eerst," zei zij en ze lachte weer. Nee, kon hij alleen terugzeggen, en hij liep met haar fiets naar de pomp en bracht haar achterband op de vereiste spanning. Hij bleef hard. "Keihard," zei hij, "en dat zal hij wel blijven." Rianne schaterde weer. Toen stond ze plotseling recht voor hem, vriendelijk kijkend maar niet meer lachend. "Bedankt Frans." En voordat hij wist wat er gebeurde had ze haar armen om hem heen geslagen en kuste zij hem op de mond. Ze bracht zelfs haar tong langszij de zijne. Hij had haar fiets nog aan de hand, dus hij kon haar belangstelling voor zijn gevoel alleen wat schutterig ondergaan. Dorst ook niet zijn vrije arm om haar blote middel te slaan, want zijn handen waren een beetje vuil voor zijn gevoel, van het prutsen aan het ventiel.
Het duurde ongeveer 325 jaar dat zij haar tong tegen de zijne hield, en toen trok zij haar mond weer terug van de zijne, wat een licht zuigend geluid gaf. Zij lachte weer en zei: "Bedankt, lieve Frans," ze nam haar fiets over en liep al weg, "ik moet snel naar huis, dahaag." Hij bleef wat verbaasd staan, moest zijn eigen fiets nog pakken. Hij keek het piekhaarmeisje na tot zij van het plein verdwenen was, toen zij de hoek om sloeg woof zij nog even naar hem. Ze gaf hem niet eens de kans met haar op te rijden.

Mechanisch fietste hij naar huis, met een plotseling blij gevoel maar ook in verwarring. Hij had tot de eeuwigheid van toch maar een paar minuten geleden alleen die rare gedachteflits besteed aan zijn oud-klasgenote. Maar nu leek de hele wereld anders, hem en haar inbegrepen.
Op de een of andere manier zag hij haar de volgende dag niet. De dag daarna wel. Zijn verwarring werd nog groter. Een eind voor hem uit liep zij, hand in hand met Martin de Bruin, die een of twee klassen hoger had gezeten en nu studeerde - en blijkbaar vrij was om hand in hand met haar te lopen deze middag. Ze keek om en zag hem, zei naar hij uit haar lichaamstaal kon opmaken iets over hem tegen Martin. Ze wuifde naar hem. Martin keek om, stak zijn duim naar hem omhoog, en sloeg zijn arm bevestigend om haar middel. De omhoog gestoken duim betrof ongetwijfeld zijn hulp bij het oppompen van haar achterband, bedacht hij, en hij voelde zich een sukkel. Hij moest berusten in het merkwaardige moment van intimiteit dat zij hem geschonken had en de wetenschap dat zij al bij iemand anders hoorde.
Het sukkelige gevoel zou nog enkele maanden aanhouden, tot na het examen. Soms zag hij haar, alleen, soms met Martin die op haar wachtte, na afloop, of in de pauze - waarom was Martin er die middag toen hij haar band oppompte niet geweest?

Een gevestigde uitgeverij zocht manuscripten van jongeren, las hij in het gratis krantje dat hij regelmatig onder ogen kreeg. Eigenlijk nog steeds in de trance verkerend die hem die lentemiddag had overvallen schreef hij zijn novelle, zo werd het genoemd, Zandstorm, over een kortstondige maar heftige liefdesaffaire die begon in een fietsenkelder en eindigde aan het strand, onder de pier, waar Stefanie plotseling wegliep uit de omhelzing van haar geliefde, onder de cryptische woorden: "nu moet ik naar mijn vriend." De uitgeverij voer er wel bij, en Frans was gelanceerd als schrijver voor hij het wist.

Zijn onschuld verloor hij aan een vrouw die royaal zijn moeder had kunnen zijn, en die een voordracht in de bibliotheek van een vergelegen plaats had geregeld. Sylvia zou nooit weten dat zij de eerste was, voor hem, dacht hij. Zij had hem moeten vermanen nog even te blijven liggen om niet aan de ontbijttafel te zitten met haar zoons, die, zei zij met een glimlach, ouder waren dan hij. Hij had quasi-wereldwijs zijn schouders opgetrokken en was na het ontbijt vertrokken, "bedankt," met een raar gevoel, want zij gaf hem nog het geld voor zijn lezing - hij kon dat moeilijk weigeren. Dat was Sylvia. Maar hij had ook daarna niet over belangstelling van de zijde van vrouwen te klagen.

Maar wat moest hij hierna gaan schrijven?

Geen opmerkingen: