03 september, 2007

...je hebt gelijk


Ik ben hier gelukkig geweest, drong tot mij door, terwijl ik voor de laatste keer naar dat ene huis liep. En tegelijkertijd, met dit besef, drong het tot mij door: voorbij, voorbij en o voorgoed voorbij. Wat iedere stap nadrukkelijker en definitiever maakte. Op het Keizer Karelplein zag ik dat Jeroen, een anarchist die ik hier had leren kennen, voor mij uitliep, maar mijn hoofd stond er niet naar hem in te halen en aan te spreken. Zag hij mij en reageerde hij bewust niet? Het maakte mij niet vrolijker.

In de echte actiejaren was ik verbonden aan waarschijnlijk de meest Nijmeegse Amsterdamse studentenactiegroep. Deze had een Nijmeegse zuster-(broeder?)organisatie waar regelmatig contact mee werd onderhouden. Sponti's, was de categorie waarin wij geloof ik vielen. Nijmeegse meisjes die mij lachend vroegen om "leuk" te zeggen, want dat vonden ze leuk, de manier waarop wij "leuk" zeiden - ik gebruikte het woord niet zo vaak dus zij vroegen het aan de verkeerde.

Tegen de zomer van 1976 was het afgelopen. Een goede twee jaar later had ik een spoorrelatie met een Nijmeegse studente met wie ik de jaren zeventig uitgevierd heb en toen kwam het ogenblik waarmee ik opende.

Allerlei lieux de mémoire van mij bestaan eenvoudigweg niet meer. De Bisonbaai is geregulariseerd tot een geadverteerde recreatieplaats. In de Ooijpolders struikel je over de mensen op zondag. De Benedenstad is begaanbaar (in die tijd kon je er niet komen, waarmee de stad ook geheel van de Waal afgesloten leek). De SUN is weg naar Amsterdam. De Oude Mol heet anders. De danscafés met vogelnamen zijn voorzover ik kan overzien allemaal weg. De melkfabriek van Lent is vervangen door prettige woningbouw. In De Feeks kan ik gewoon binnenstappen.

Toch - mijn Nijmegen. Doordat mijn schoonouders er een paar jaar hebben gewoond, zo'n vijftien jaar geleden, is de stad nader definitief toch weer van mij, van ons, geworden. En ook dan verdwijnen er geliefde plaatsen, zoals O42. Maar we strijken er zeker een keer per jaar neer, tot verbazing van - eh - mijn uitgever die zich afvraagt wat ik in dit deprimerend oord kom doen.

Tja, wat ik er deprimerend aan kon vinden is royaal overwonnen, maar dat bedoelt hij waarschijnlijk ook niet. Nijmegen is wat kleinsteeds, al is het niet zo klein naar Nederlandse maatstaven. Maar ik denk dat het met de SUN en Te Elfder Ure, de Socialistische Studentenbonden en het een en ander dat in de reclamepraat voor de tentoonstelling in Het Valkhof genoemd wordt, juist is de stad de hoofdstad van de Nederlandse jaren zeventig te noemen, met een knipoog over het graf heen naar Walter Benjamin. Dit hoofdstadaspect bereikte zijn hoogte- en eindpunt met de komeetachtige politieke loopbaan van Nijmeegs student Pim Fortuijn (voor links en rechts waarschijnlijk een reden tot lichte gêne). En is het nu tijd voor nabeschouwing? De nabeschouwing bestaat uit het volvoeren van wat toen op de agenda stond - ik weet niet of ik de tentoonstelling zal zien maar voor mij hoeft zij ook niet: de seventies van Nijmegen, dat is wat mij betreft voor altijd nu.

Geen opmerkingen: