21 augustus, 2007

In het verdwijnputje


In de vroege ochtend van 21 augustus 1968 werd Tsjechoslowakije broederlijk bezet door de socialistische eh.. broederstaten minus Roemenië. De ontwikkelingen in het land waren zeker zo belangrijk en belangwekkend als de Franse meirevolutie. Socialisme met een menselijk gezicht - het zou een pleonasme hebben moeten zijn, maar socialisme met vrijheid van meningsuiting en organsatievrijheid, zou het gemogen hebben? Moskou besliste van niet.

Drie dagen na de invasie zou ik op mijn eerste vakantie zonder ouderlijke begeleiding gaan. Naar de Russische Federale Socialistische Sowjetrepubliek. Meer bepaald: Moskou en Leningrad. Eerst meende ik dat het niet kon of mocht doorgaan. Maar ik ging toch wel. En als je eenmaal daar was viel het doek over de berichtgeving die de bezetting hier tot een zaak van het grootste belang maakte (wat zij uiteraard was).
Er waren kranten volop in begrijpelijke talen - bedrieglijk soms - de Guardian, die hebben wij ja - het bleek een Noordamerikaans partijorgaan te zijn. De Waarheid was niet te vinden, misschien omdat de krant tegen was? Voor de Duitstalige Sowjetburgers was er dagelijks een krant die dus goed te volgen was - een vreemde gewaarwording om in die taal de lof te lezen van een bezetting van Tsjechoslowakije - in 1968. Uit wie er genoemd werd in de artikelen kon je opmaken dat de uitverkorene van het Kremlin Gustáv Husák was, die officieel nog voorstander van hervormingen was.
Het malste en grofste staaltje propaganda was een foto van een jongen die de naam van Dubček op een muur kalkte. Hij had lang haar. Het onderschrift wees ons er op dat het een vieze langharige knaap was, die boos de naam van Dubček van de muur aan het wegvegen was, want de partijsecretaris had zijn instemming uitgesproken met de broederlijke hulp, en die viezerik kon dat natuurlijk niet hebben. Vreemd dat deze propaganda toch wat minder grof klinkt nu de mainstream media hier in grote trekken ook grove propagandadoorgeefluiken, maar dan van de zogenaamde Vrije Markt, zijn geworden.

Voor een toeristisch bezoeker van Moskou zijn het Rode Plein en het Kremlin niet te missen. Achter die muren konden we Dubček aamwezig vermoeden, als gevangene die het mes op de keel werd gelegd om in te stemmen met de bezetting. En waarachtig - een zwarte auto reed in levensgevaarlijke snelheid over het plein, op de achterbank zeer herkenbaar Brezjnjew. De gids was verwonderd. "Geen bewaking?" Daarvoor reed de auto te snel, dacht ik.
De betekenis van deze ontmoeting in verband met het nieuws is verder verborgen gebleven.

Eenentwintig jaar later. Voor ons radioprogramma Transkul weet Jan-Willem de pas vrijgelaten dissident Václav Havel te interviewen, met behulp van tolk en al. Het is Havels eerste interview als vrij man. Het interview vindt plaats in het kader va nhet festival EuroSpa Tegen de Stroom, waar Charta 77 een plaats in heeft. Drie maanden later is hij president, de eerdergenoemde Husák heeft alsnog het veld moeten ruimen voor de vreedzame demonstraties in het land. Alexander Dubček sprak in die dagen de hoop uit dat nu een democratisch socialisme mogelijk zou blijken. Daar waren nu de voorwaarden voor aanwezig. Tja. Het heeft niet zo mogen zijn. En het dilemma of hij premier van een tegen niet alleen zijn zin onafhankelijk Slowakije zou moeten worden is hem door een noodlottig autoongeluk bespaard gebleven.

Havel wilde ook geen splitsing, maar bleef aan, nu als president van Tsjechië, tot fors voorbij zijn houdbaarheid en fors voorbij zijn waarde als symbool van vreedzaam verzet - tot en met huidig pleitbezorger van de status van protectoraat van neocon-VS, met martelvluchten en wie weet -kampen aan toe. Gelukkig eigenlijk dat Dubček het niet heeft meegemaakt.

Tsjechoslowakije is andermaal verleden tijd geworden, nu dankzij marktgestuurde etnische strevingen. De precieze datum van de Fluwelen Revolutie leeft niet, is misschien ook moeilijk vast te stellen - ik zou zeggen dat het 10 december 1989 was, de dag waarop Husák het opgaf. Ook 21 augustus 1968 leeft niet. Ik moet bekennen dat er ook jaren voorbijgaan waarin ik er niet aan denk.

En Tsjechoslowakije kan nog zo opgeheven zijn, het sleutelend gespuis dat zich tot autoriteit op het gebied van de spelling van het Nederlands opwerpt, haalt dezer dagen alsnog rode strepen door alle kranteartikelen van 1968 en lang daarna. Het is Tsjecho-Slowakije, hebben zij ruim tien jaar na het einde van het land gedecreteerd. Voor het geval wij nog een geheugen hierover hadden moet het toch flink bewerkt worden. Tsjechoslowakije, tot nu toe het enige land dat door een spellingscommisisie met terugwerkende kracht is opgeheven.

Geen opmerkingen: