04 juli, 2007

Zomer, de tweede juli


Mijn vriend en buurman P* en ik waren die ochtend naar het arbeidsbureau gefietst om ons in te schrijven. Op de een of andere manier kon dat niet, kregen we te horen: je kunt niet ingeschreven staan als werkzoekende als je studeert. (Zou dit nog zo zijn? Het zou kunnen, omdat het recht van bijstand - waar wij niet op uit waren - aan die inschrijving gekoppeld is).
Teleurgesteld fietsten wij terug, langs een gracht waar politieagenten tegen een gevel aan het klimmen waren. Het was half twaalf. Ze waren bezig spandoeken te verwijderen die blijkbaaar niet anders weg te halen waren dan door klimmen aan de gevelzijde. We keken verbaasd naar het tafereel, dat nog het meest op een soort oefening leek.
Maar een hoge smeris, de leider van het zooitje, sprak ons aan: "Wilt u doorrijden? Ik ga ook niet staan kijken naar hoe u werkt."
Dus dat deden wij maar.

In de vroege middag kwam mijn Nijmeegs lief bij mij aan. Er waren Moeilijkheden tussen ons geweest de afgelopen weken, maar de lucht leek opgeklaard.
De telefoon. De alarmlijst - of ik even kwam opdagen bij een pand dat verdedigd moest worden. Het bleek om het pand te gaan waar zich de scène van laat op die ochtend had voorgedaan. Dus dat zei ik, dat ik de politie daar al gezien had - het bleek om een herkraak van het eerder ontruimde pand te gaan. "Hoe kan dat nou?" De krakers waren die ochtend in hun slaap verrast. Om half twaalf...? "Zeg kom op nou, waar blijft je revolutionaire solidariteit?"
"Laten we nou maar gaan," zei P*, hij zou op de motorfiets. Hij vond het een goede gelegenheid die eens uit te proberen in de stad. Ik ging weer op mijn gewone fiets. Lief zou zich wel bezighouden, die paar uur van revolutionaire solidariteit.

Ter hoogte van de Westermarkt was het alsof ik tegen een muur aanliep - traangas. Het bloed spoot uit mijn neus. Ik stond te tollen op mijn benen. Ergens achter die wolk was Iets Gaande, maar er was geen denken aan dat ik verder kon. Ziek en boos begaf ik mij op weg naar huis.
Hondsberoerd ging ik vrijwel meteen op bed liggen. Zij vleide zich tegen mij aan. Normaalgesproken zou dit een genezende werking gehad moeten hebben, maar het traangas hield de overhand. Pas nu verneem ik dat het braakgas was, aan de hand van een van de bijgevoegde krantekoppen.



Al liggende nemen we wederzijds de dagen dat we elkaar niet gezien hebben door. Zoals gewoonlijk houd ik mij maar op de vlakte. Maar zij heeft nieuws.
"Ik heb met F. geslapen. Dat was heel leuk."
Ach, F. Ik had haar drie weken eerder ontmoet en bij de eerste blikkenwisseling was besloten dat wij elkaar niet mochten. Zij de mannenhatende pot. En ik nu eenmaal de vriend van. Zou je denken. Zij had mijn lief een soortement slavenband gegeven voor om haar enkel, en die had Lief meteen omgedaan. Een geschenk dat mij niet beviel, en dat een betekenis bleek te hebben.
"En ik heb met P. geslapen. Dat was ook heel leuk."
Dus F. was het feministische offer aan de plicht ten opzichte van de tijdgeest. De man van haar beste vriendin was het echte nieuws.
Dat zou het blijken te zijn. Het werd een ongelijke strijd van negen maanden. The coldest days of my life. Een enorme behoefte aan troost hebben die slechts gevonden kan worden bij degene die de aanleiding tot de behoefte is - ik heb het doorstaan, kan ik slechts constateren.

En ja, het regende een groot deel van die dag, wat niet geholpen had tegen het braakgas, op de een of andere manier had het juist geholpen bij de verspreiding ervan. En dus: als het op 2 juli - de datum die nogal grof in mijn geheugen gegrift staat - regent kun je de rest van de zomer, zeker tot half augustus, vergeten. Mijn persoonlijke 2-juli-Wet op de Zomer - ik mag er toch iets leerzaams aan verbinden?

Geen opmerkingen: