13 februari, 2007

Bestuurd en toch zonder grenzen

I’m looking for a girl who has no face, She has no name, or number
Traffic

Gij zijt toch in ons midden Heer
Wij dragen Uw naam
Benedictijns completengebed


1. Een wereld van afkortingen

“Verwaltete Welt”, zo noemen de kritische-theoretici de wereld van het huidige kapitalisme en de erbij behorende staat. Als we het bijvoeglijke naamwoord vertalen in een Engels leenwoord begrijpt u wellicht beter wat bedoeld wordt. “Gemanaged” - nou, en is dat erg? Nederlands zou zijn “beheerd” of beter “bestuurd”. Het heeft geen negatieve bijklank, waarschijnlijk zelfs niet voor velen die een anarchistisch tijdschrift ter hand nemen. “We” zijn er aan gewend, het hoort ongeveer zo.

Bij de naam B. Traven kunnen de meeste mensen die deze herkennen vooral denken aan het raadsel van zijn identiteit. Hij was een van die velen die op drift zijn geraakt door politieke verwikkelingen en de vervolgingen die er uit voortvloeiden. Hij moet geweten hebben wat het was zonder papieren in een vreemd land te moeten gaan wonen. Het dodenschip heeft de “papierloosheid” als centraal thema. De lotgevallen van de zeeman die zijn papieren kwijtraakt, daardoor “niet meer bestaat” en vastloopt in de Grote Wierzee vormen een sleutelverhaal voor het lot van velen, hier en nu. Alleen word je nu niet meer tussen Nederland en België geschoven, want we hebben de Europese Unie, Schengen en zelfs een gemeenschappelijke munteenheid. Je wordt op het station gezet en mag vrijwillig de reis het land uit ondernemen. MOB, heet het in de bureautaal. Ama’s kun je niet MOB uit het vc, het ac of het oc zetten. Vanachter het bureau kun je de mensen wel in de schijnwereld van de zakelijk aandoende afkortingen vangen. In de bestuurde wereld zijn afkortingen geruststellend.

Achter de bureaucratische taal die de wereld indeelt in bona fide vervolgden en ongewenste gelukszoekers gaat een wereldbeeld schuil dat toch niet zo heel goed te verstoppen is. Vanuit Nederland is het heel gewoon dat je op vakantie gaat waarheen je wilt, het is niet de ergste maar wel de zichtbaarste vorm van kolonialisme om de toean besar op een rotkoopje uit te hangen in een zogenaamd exotisch land - kennis maken met culturen, heet het op zijn Volkskrantlezerigs en “het hotelletje” moet leuk, schoon en vooral goedkoop zijn.
“Welkom hier in Syrië,” werd mij als zelfstandig reizend bezoeker toegevoegd op de straten van Aleppo. En als je desgevraagd verteld hebt waar je vandaan komt blijf je nog steeds welkom, maar krijg je wel de vraag waarom een visum voor Nederland voor Syriërs zevenduizend gulden kost. Wat kan ik daarop zeggen? Inmiddels weet ik dat mensen die het voor minder proberen, of die zich van de angst voor het bewind in Damascus willen bevrijden, hier opgesloten worden. Dat een Indiase toerist met rugzak, op zoek naar “goedkope hotelletjes” in Amsterdam, bij voorbaat achter de tralies belandt. Dat je als zwarte Afrikaan met een “Schengen” visum opgesloten wordt, omdat je bij aankomst ervan verdacht wordt hier te willen blijven. En dan hebben we het over toerisme - en natuurlijk worden dergelijke maatregelen ingegeven door neutrale schrijftafelmotieven, en hebben ze niets met de huidskleur van de betrokkenen te maken.

Dat laatste moet u vooral ook niet denken in het geval van Hope, een Soedanese christelijke vrouw die in christelijk Nederland veiligheid zocht. Afschuiven naar Soedan kon niet. Geen nood, in Nigeria zijn ze ook zwart. Je telt wat geld neer om haar daar toegelaten te krijgen - geen probleem met betrekking tot het corruptste land ter wereld - en Nederland heeft er verder geen boodschap aan dat de vrouw meteen wordt opgesloten en tyfus oploopt in de oergezellige gevangenis in het vreemde land waar zij ook ongewenst is. “Opvang in de regio”, heet dat in bestuurstaal.
Er zijn geen mensen die in Nederland willen verblijven, er is een “instroom”, een “vloedgolf” desnoods van “asielzoekers” die in het algemeen aangeduid moet worden met een getal van vijf cijfers dat onderstreept hoe vol dit land loopt. In de bestuurde wereld is de naam al niet ter zake, het verhaal erachter nog minder. Het nationalisme dat noodzakelijkerwijs verscholen ligt achter het idee van de vloedgolf waartegen deltawerken ontworpen worden zou een andere gedaante kunnen hebben. Je zou er trots op kunnen zijn dat zovelen in Nederland willen wonen. Zo gek is het hier nog niet, zou de nationalist verscholen achter de schrijftafelafkortingen kunnen denken (je denkt er vanzelf al een PvdA-stemmend FNV-lid bij, ook afkortingen). Maar het nationalisme dat niet zo mag heten gaat samen met een racisme dat nog minder zo mag heten. Er zijn regels, ieder het zijne of het hare.

D. - ik durf haar naam niet voluit te schijven - was lid van een mensenrechtenorganisatie in Kameroen, een van de vergeten dictaturen van Afrika. Ze mocht niet blijven, want zoals vrijwel de gehele wereld, inclusief Irak of Liberia, geldt Kameroen als een veilig land. Maar schijnheiligheid heeft toch ook grenzen: terugsturen naar dit veilige land was misschien iets te onveilig voor de betrokkene. “Opvang in de regio” is dan de gebruikelijke methode. D. werd naar Kenia gedeporteerd. Helaas was de omkoopsom namens de Nederlandse overheid te laag: de marechaussee mocht met haar terug. Na verder de ongevraagde gastvrijheid van de Nederlandse overheid genoten te hebben is zij op straat gezet, zij mocht “vrijwillig remigreren” en is in feite vertrokken MOB (“technisch onuitzetbaar” zegt men dan). In de praktijk komt het er op neer dat zij als zovele zwarte lotgenoten de krant rondbrengt waarin geschreven wordt over de onhoudbare vloedgolf van asielzoekers en over “het gebrek aan draagvlak voor het beleid”, want luister maar naar Pim Fortuyn of de taxichauffeur. Of ze brengt kleurige reclamefolders rond die waren aanprijzen waar niemand op zit te wachten maar waarvoor bijna iedere witte Nederlander het geld wel heeft. Ze verblijft hier nu “illegaal”, is dus zelf illegaal.
Een laatste voorbeeld: een gezin afkomstig uit de Socialistische Sowjetrepubliek Oekraïne, geëmigreerd naar Israel, is de discriminatie die het daar ondervindt te veel. Het land dat zij verlaten hebben bestaat echter niet meer en zit onder zijn nieuwe naam niet op joden te wachten. Vastgelopen in de Grote Wierzee die Nederland met zijn riante luchthaven Schiphol is. Toegegeven: men let niet op huidskleur. Niet alleen.

2. Je armen laten wapperen

Hoewel de misdadigheid schandalig en steeds voortmarcherend om zich heen grijpt, is er nu blijkbaar overcapaciteit in de Penitentiaire Inrichting Overamstel, zoals de Bijlmerbajes officieel heet. Inrichting tot studentenhuis, wat volgens Jak van der Meulen een van de mogelijkheden zou zijn in dit geval, lijkt “niet haalbaar”. Een van de torens is nu ingericht als “Grenshospitium”. Technisch-juridisch betekent dit dat er vreemdelingen, die na de landing op Schiphol niet als bona fide bezoekers van Nederland beschouwd worden, in dit officieel niet als Nederland geldende gebouw te gast zijn tot ze alsnog het land in mogen, of - waarschijnlijker - naar elders worden afgeschoven, of teruggestuurd. Asielzoekers zullen er zeker bij zijn, maar de opinie-industrie heeft het over gelukszoekers, als het over mensen gaat die in dit gebouw te gast zijn. Een collega-boekhandelaar heeft ooit in de Bijlmer op een blinde muur in een tunnel de kreet “Wij eisen geluk” gekalkt, het is nog de naam van een Nijmeegs blad geweest, en deze kreet staat voor de opinie-industriëlen model voor de waanzin van de jaren zeventig. Geluk, daarvoor zijn we niet op deze wereld. Daar hoef je dus ook niet naar te zoeken in Nederland.
U zult wel niet zo naïef zijn te denken dat er in het Grenshospitium mensen als gast worden opgesloten uit Frankrijk, Duitsland of de Verenigde Staten. In die landen weet men afdoende dat we niet voor geluk op de aarde zijn. Nee, een tintje donkerder zijn dan bleekrose, een paspoort van een land waar weinigen een paspoort hebben, of helemaal geen paspoort, dat zijn gronden tot verdenking van gelukzoeken. Er zijn volgens de Tweede Kamer der Staten-Generaal nog maar twee landen op de wereld waar zodanige oorlog woedt dat ze als “onveilig” zijn aangemerkt: Sierra Leone en Afghanistan. Ook de mensenrechten bloeien overal als nooit te voren, de Muur is tenslotte ruim twaalf jaar geleden gevallen, nietwaar. Trouwens, in de twee laatstgenoemde landen is intussen ook Vrede, Veiligheid en Respect voor de Mensenrechten uitgebroken.

Nederland kent geen “vrijhandelszones” waar de gangbare wetgeving is opgeheven om terwille van de multinationals gekleurde mensen te laten beulen voor een hongerloon. Nederland heeft zijn eigen tot niet-Nederland verklaarde onderdelen. Een enkel, zoals Ter Apel ligt zowaar aan een grens, en nog wel behoorlijk geïsoleerd, maar in de bestuurde wereld waarin de staat en dus de grens een osmotische toestand ten aanzien van deze multinationals aanneemt, lijkt het er niet toe te doen waar je een “grens” legt. Als het er om gaat mensen die geluk of veiligheid zoeken af te schrikken of administratief te doen verdwijnen kan de grens overal liggen.
Een “grenshospitium” aan de Weespertrekvaart, waar de inwonenden onvrijwillig verblijven, spot op alle mogelijke manieren met de oorspronkelijke betekenis van de samenstellende delen van het woord. De Catholic Worker in Nederland neemt in ieder geval de betekenis van “hospitium” serieus in de eigenlijke zin, en organiseert een keer per maand op zondag een wake bij de poort van de Bijlmerbajes, waarbij naar de gasten, logés of hoe men de gevangenen die geen gevangenen mogen heten ook noemt, wordt gezwaaid. Op een klamme zondag in juli 2001 ging ik er voor het eerst naar toe.
Als eerste menselijke gestalte verschijnt in wat een vaste deelnemer aan de wake als het trappenhuis aanduidt een rug, gehuld in een mouwloos hemd, eindigend in een soort rolkraag, blote schouders. Een vrouw, klaarblijkelijk. Op een gegeven ogenblik kijkt ze om. Er verschijnen meer gestalten op de diverse verdiepingen, de meeste in enkele hemmetjes gekleed - de hitte van de voorgaande dagen moet nog in dit gebouw hangen. De ramen kunnen niet open, er zitten tralies voor aan de buitenkant. Mensen die hier vaker komen beginnen te wuiven naar de gestalten. Ik vind het een genant machteloos gebaar dat niet direct uitdrukt hoe boos ik ben over het opsluiten van vreemdelingen in mijn naam, onder het motto dat Nederland vol is (tot nu toe mag dat niet gezegd worden in de opinie-industrie, maar het gaat nu steeds sneller, dus waarschijnlijk mag het nu wel - het taboe is in ieder geval schijnheilig, want dit is al jaren wat gelukszoekers per circulaire te lezen krijgen). Je hand heffen en wuiven. Maar wat kun je anders? Voor steeds meer ramen verschijnen menselijke figuren, ze wuiven zelf, of wuiven terug, rammelen op de ramen. Ook de eerste gestalte wuift nu. Ze schrijft letters op het raam. “Free all”, meen ik er uit op te kunnen maken.

Hoe onschuldig ben je aan de opsluiting van deze mensen, ben je onschuldig als je alleen maar je hand laat wapperen naar onbekende, bijna niet te onderscheiden mensen achter tralies in een loeiheet gebouw? De organisatoren van de wake vinden het nodig een stichtelijk lied aan te heffen, en een gebed te beginnen. Als ik niet meer belijdend atheïst ben, dan ben ik nog steeds puriteins-hervormd: een dergelijke eigen-lofzang op wat blijkbaar als een Goed Werk telt doet voor mij ernstig afbreuk aan het eventuele goede van het werk zelf. Hoewel ik nuchter gesproken niet twijfel aan de intenties van de organisatoren, vind ik dit nu heel erg: de gestalten staan voor de ramen. Begrijpen die waarom er nu niet gewuifd wordt? Begrijpen ze trouwens waarom er wel gewuifd wordt? Er komen mensen uit het gebouw, bewakers, die in het algemeen vriendelijk genoeg zijn. Voor steeds meer ramen verschijnen mensen. Men weet daar niet van elkaar dat je niet iedereen tegelijk kunt zien of toewuiven. Iedereen voor alle ramen wuift. De meeste ingezetenen zijn wit of lichtbruin. Pas op het allerlaatst merk je dat de mensen met de donkerste huid vanuit het licht in het donkere, zwaargetraliede gebouw niet te zien zijn. Er staan aan een kant ook veel kinderen. Wuiven als actie - ja, ik weet het, er bestaat zelfs een jargon-uitdrukking voor: zwaaidemo. Maar dat doet men naar mensen die wel degelijk weten waarom ze opgesloten zijn, en dat is niet alleen omdat ze vreemdeling zijn.
Mijn vaste oriëntatieraam is die van de eerste menselijke gestalte, de vrouw met het witte hemd. Ze maakt nog steeds letters op het raam. Ze bevindt zich op de bovenste verdieping. Ik meen te kunnen onderscheiden dat ze uit Oost-Azië komt, al valt ook dit niet met zekerheid te zeggen. Zelfs dat het een vrouw betreft is nog niet eens zeker. Iemand zegt dat er een razzia is gehouden de voorafgaande nacht, en dat er tientallen Chinese prostituees in het Hospitium zijn opgesloten. Razzia. Opsluiten. Om afgevoerd te worden - oude termen herleven. De nieuwe gasten van dit gebouw zouden echter op de laagste verdieping zijn opgeborgen. “Mijn” gestalte staat op wat de hoogste bewoonde laag lijkt te zijn, wat niet de hoogste verdieping van de toren is. Wuif ik geconcentreerd naar een hoer? Je moet alles voor het eerst van je leven meemaken, nietwaar - ook al is zij niet opgepakt bij de razzia van de avond tevoren, de kans is groot dat ze het geluk zoekt, op de vlucht voor wat in Nederland dat de tucht van de markt kent “relax-ondernemers” heet.

De demonstratie, of wake, sluit af, en gaat collectief naar de enige horecagelegenheid in deze omgeving, een vestiging godbetert van McDonald. Morrend ga ik mee. En hier speelt zich het ontstellendste van de hele wuifmiddag af. De gestalte in het witte hemd blijft op het raam schrijven, ik zie haar doorgaan terwijl ik aan de shake zit. Kan ze ons zien? Je moet je dwingen tot de gedachte dat ze het zelf heel leuk gevonden zou hebben naar McDonalds te gaan als ze vrij was geweest om te gaan en te staan waar ze wilde. Een uur verstrijkt, ze blijft schrijven. Ik wil in ieder geval een antwoord op de vraag of ze ons van daar af helemaal nog kan onderscheiden, of liever: mij, want ik ben de enige die op haar let, zij is de enige die nog voor het raam staat. Wat ze schrijft kan ik nauwelijks begrijpen. Ik meen “name” te lezen. Ja, “schrijf je naam”, zou je kunnen doorgeven, dan kun je misschien een kaart sturen - aan iemand met een naam moet dat kunnen in dat gebouw. Een kaart is meer dan wuiven - of niet?
We gaan terug naar de slotgracht, waar onuitwisbaar gekalkt staat op de muur “Neu Stammheim” en “RAF solidair”. Ze staat daar nog steeds, ze wuift, ze schrijft weer “Free” - het staat nu zeker vast dat het om een “ze” gaat want er zit even een kind op haar schouders. Maar we hebben geen karton of zo waarop leesbaar te schrijven is: “Geef je naam”. Voor een ander raam verschijnt ook weer iemand - hier kun je aan de gang blijven (laat dit meteen een tip zijn). En dan, tegen vieren, is het afgelopen: wij brengen een geïmproviseerd briefje naar de portier, in de hoop dat het aankomt bij de wuivende gestalte - de jeugdige Oostaziatische moeder die steeds letters op het raam bleef schrijven. Haar kind blijft nog even achter.
Dat er in die torens “gewone” gevangenen zitten vind ik eerlijk gezegd al genant en erg genoeg, en dat inmiddels het simpele gebaar van even wuiven vanuit de trein onmogelijk is gemaakt zegt alles over hoe men denkt over deze gewone gevangenen en hoe zij naar de wereld buiten mogen kijken. Maar het kan altijd erger. In een van die torens worden namens u en mij mensen opgesloten omdat ze niet blank genoeg zijn. En niet blank genoeg betekent in deze wereld dat je niet beseft dat je niet voor geluk op de wereld bent. Dat zal ze ingepeperd worden. Vol Nederland heeft een plaatsje van drie bij vier meter voor je, zolang het duurt. Die maten weet ik, omdat het de rijksvoorgeschreven minimumnormen (en daarmee meteen maximumnormen) voor studentenkamers waren. Ik heb zelf jaren in zo’n kamer vertoefd. Studentenhuisvesting is thans “aan de markt” uitbesteed. Men heeft nu echter toch weer een bestemming voor de Bijlmerbajes, halleluja!

3. Een onvermijdelijke conclusie

Het tweede stuk van dit artikel heb ik kort na de actie geschreven en voorgedragen. Inmiddels begrijp ik de mensen die zich concentreren op het bidden en zingen bij deze actie al beter. Waar de hoge instanties onrecht bedrijven past wel een beroep op een Hogere Macht. Gastrecht en gastvrijheid is met iedere godsdienst verweven. Van MOB uit het Grenshospitium vertrokken mensen heb ik inmiddels vernomen dat zij weten dat het om een godsdienstige oefening gaat.
“Vertrouw op God maar roei naar de wal.” Wat kan men vanuit humaan of humanistisch standpunt zeggen? Het komt kortweg hier op neer: asielzoekers, vluchtelingen, gelukszoekers of illegalen hebben ondanks deze etiketten de onhebbelijkheid mensen te zijn, en te blijven, wier namen soms bekend zijn buiten de bureaucratische wereld om. Niemand verlaat zonder goede reden voorgoed huis en haard voor een wildvreemd land. Er is maar een gepast anarchistisch motto te bedenken tegen “het beleid”: open grenzen voor alle mensen.

Geen opmerkingen: