If you go carrying pictures of comrade Che
You ain’t gonna make it with anyone anyway
naar: The Beatles, Revolution (1968)
“Globalisering” is een woord dat zich aan een vastomlijnde beschrijving onttrekt. Links en rechts zullen het hier misschien zelfs wel over eens zijn. Valt de expansie van grote bedrijven in arme landen - in zogenaamde vrijhandelszones of daarbuiten - er onder? Het feit dat het weezoete stukje dode koe van een firma met een Schotse naam in zoveel landen te koop is en overal naar niets smaakt? Het eisen van de totale privatisering van alles wat de overheid in arme landen nog zou kunnen betekenen voor de mensen in zo’n land? Een land dat vaak besloten is binnen wat lijnen die in Europa op de kaart getrokken zijn om Europese landen van oorlog om de buit af te houden. Privatisering die neerkomt op het overnemen van energie- en drinkwatervoorziening door grote beursgenoteerde maatschappijen “uit het noorden”. Bij deze eis, in het algemeen met succes gesteld in het kader van “schuldensanering”, behoort ook het afschaffen van gratis of betaalbaar onderwijs en gezondheidszorg. Is dat”globalisering”? Het is in ieder geval wat het meest opvalt, ook bij mensen in het rijke deel van de wereld, en het roept steeds meer moreel bepaald protest op.
Er zijn hier onmiddellijk twee bezwaren tegen aan te voeren van “de linkerzijde”. De eerste is dat moreel geïnspireerde kritiek burgerlijk is en niet ter zake, en in ieder geval ineffectief. Iets uit de keuken van het marxisme, waar overigens het duo Marx en Engels zich - ook in hun latere fasen - niet aan gehouden hebben. Het soort marxisme dat dergelijke kritiek aanvoert is op de vuilnisbelt van de geschiedenis beland, maar vanaf die belt zal men het toch nog kunnen vernemen. Welnu - voor de meeste anarchisten is het geen nieuws: tegen morele, desnoods moralistische kritiek, als motivatie tot actie of verzet, kan geen bezwaar ingebracht worden. Integendeel.
Een ander bezwaar is, dat verzet tegen de Wereldbank- en IMF ”globalisering”, of tegen de multinationals (de “logo’s”), gedoemd is ineffectief te zijn zolang het vanuit een consumentenstandpunt wordt gevoerd. Dit zou ook anarcho-syndicalistische, arbeideristische kritiek kunnen zijn. Een dergelijke tegenwerping ziet er aan voorbij dat mensen die bij multinationals werken ook zelf wel in verzet zijn, en dat het juist belangrijk is beide verzetsvormen gecombineerd te versterken. Mocht er evenwel geen verbinding voorhanden zijn tussen strijd binnen en buiten de poorten van de multinationals, dan kunnen we de strijd van buitenaf langzamerhand zien als een dekoloniseringsstrijd. De onontkoombaarheid van alles wat vindt dat het dingen “mede mogelijk maakt” roept verzet op - nee, wij vinden niet dat geluk of blijdschap gesponsord dient te worden door een spijkerbroekenmerk!
En in ieder geval is een opstand van consumenten in deze consumptiemaatschappij al naar zijn aard effectief. Het ideologisch geweld dat wordt ingezet tegen wat in de media als “antiglobaliseringsbeweging” wordt gepresenteerd getuigt dat de zogenaamde supranationale instellingen en de multinationals een dergelijke mobilisatie wel degelijk vrezen. Men kan het een redenering vanuit het ongerijmde noemen, maar ik althans heb daar vrede mee: als de machthebbers tonen ergens bang voor te zijn, is daar een goede reden voor. Kortom: zelfs als de directe producenten niet zelf in verzet komen (maar waarom zouden ze dat niet doen?), dan nog is een moreel bewogen “consumenten”-beweging een toe te juichen en potentieel effectieve beweging. Zij heeft inmiddels “kritische massa” bereikt, met andere woorden: zij is niet meer te negeren en is in staat de bestaande verhoudingen aan het dansen te krijgen.
Afgezien van het feit dat het een akelig anglicisme, of beter: amerikanisme, is voor wat in het Nederlands mondialisering zou heten, kunnen we alleen vaag aanvoelen wat globalisering is, en wat er tegen zou zijn. Tegen mondialisering zouden we beslist niet moeten zijn, maar globalisering lijkt te staan voor veel zoniet alles waar tegenstanders van de heersende orde tegen zijn. Zoals in het algemeen geldt voor begrippen met een politieke lading, die tevens ideaal zijn voor sommigen of velen, kun je het niet definiëren. Globalisering is hun ideaal, internationalisme of mondialisering het onze.
Anti-kapitalisme
Is er eigenlijk wel zoiets als “een bestaande orde”? Het lijkt alsof de maatschappelijke verhouding, de tegenstelling tussen (relatief) rijk en (relatief) arm als een soort natuurgegeven bestaat, sinds mensenheugenis. Toch is er juist geen maatschappelijke verhouding zo veranderlijk als het kapitalisme. Vroeger werd het voortgedreven door concurrentie, nu door technologische innovatie die enkele decennia geleden nog “vooruitgang” genoemd wordt, en nu “groei” heet. Verder kan de verhouding zich slechts reproduceren door voortdurend steeds meer te betrekken in deze verhouding. Dit laatste klinkt ongespecificeerd, maar het is ook moeilijk een veranderingsproces precies in woorden te vatten.
Bijvoorbeeld: wat men “zorg” noemt. Nog steeds is het gebruik dat mensen die slecht of niet meer voort kunnen, door ziekte of ouderdom, door familieleden, vrienden of buren geholpen worden. Maar de mensen die uit menselijke betrokkenheid (bezorgdheid) deze hulp zouden verlenen zijn meestal zelf gedwongen hun leven in loonarbeid door te brengen. Dus in toenemende mate wordt “zorg” een bezigheid voor mensen die dit zelf in loonarbeid doen. Het volgende stadium, nu ter sprake in Nederland, is dat deze “zorg” niet aan een soort gemeenschappelijk belang, een (semi )overheid moet worden overgelaten, maar dat er aan verdiend moet worden, natuurlijk door beursgenoteerde ondernemingen. Het drinkwater, de verwarming, het openbaar vervoer, de post, de telefonie waren de zorg al voorgegaan, het onderwijs zal volgen en op den duur zal volgens deze logica ook “de zuurstoflevering” aan “de markt” uitbesteed worden. Het is deze logica die de maatschappelijke verhouding die wij kapitaal of kapitalisme noemen aan het veranderen houdt.
Een belangrijke aantekening: het is zinloos om “het kapitalisme” totalitair te noemen. Dat kan het juist niet zijn, omdat het wordt voortgedreven door de noodzaak tot expansie, tot het zich steeds verder uitbreiden over alle maatschappelijke verbintenissen die er nog buiten leken te staan. Juist deze neiging tot verandering maakt het mogelijk een archimedisch punt te vinden vanwaar de kritiek op deze verhouding mogelijk is en blijft. Hiermee is niet gezegd, dat dit punt gemakkelijk is te vinden. Maar het blijft mogelijk zolang er nog het besef leeft bij mensen dat niet alles voor geld te koop kan worden aangeboden, een “waar” kan zijn.
De belangrijkste “waar” evenwel, en dit is de kern van de kapitaalsverhouding, is het leven zelf. Van planten en dieren, maar voor hen gold dit in de mensenwereld al voordat het kapitalisme er was. In de kapitaalsverhouding is het mensenleven zelf een waar. Het moet verdiend worden, dagelijks opnieuw. Voor niets gaat helaas de zon op (daar valt weinig aan te doen, vooralsnog). Het is het duidelijkst en het scherpst zo uit te drukken. Socialisten in de negentiende en vroege twintigste eeuw hielden het er op dat mensen gedwongen waren hun arbeid of hun arbeidskracht te verkopen. Dit klinkt heel analytisch, en dat is ook precies het bezwaar dat er tegen ingebracht kan worden. Als je levenstijd “ruilt” voor geld verkoop je je leven, punt. Deze verhouding wordt op alle niveaus gereproduceerd: van de commissaris van de multinational tot de zwoegster in de sweatshop.
Kapitalisme is een verhouding, en tevens een proces - stilstand is de dood, zou je kunnen zeggen (achteruitgang niet - maar een recessie die op alle punten achteruitgang betekent is sinds de negentiende eeuw niet meer voorgekomen, preciezer: sinds de technologie de rol van de concurrentie heeft overgenomen). Deze verhouding wordt gevormd door mensen, maar het is onvruchtbaar en zelfs gevaarlijk mensen als schuldigen aan te wijzen in deze verhouding. Eerdergenoemde commissaris meent echt dat hij (!) de Vooruitgang dient, naast zijn eigen portemonnee. De bestuurders van IMF en Wereldbank menen echt dat ze op den duur de armoede de wereld uit zullen helpen, je hoeft daarbij geen kwade trouw te veronderstellen. Je kunt tegen hen redeneren, en sommige afgetreden bestuurderen zullen zelfs toegeven dat je gelijk hebt - maar het gaat er om de verhouding te veranderen, niet de ideeën van degenen die aan het roer staan. De “klassieke” gedachte dat die verandering (vrijwel) alleen bewerkstelligd kan worden doordat de werkenden de productiemiddelen overnemen is niet fout of achterhaald, verre van dat, maar een manier in deze fase van het kapitalisme is wel degelijk de moreel geïnspireerde actie, klein- of grootschalig.
Het socialisme, het streven om het kapitalisme te veranderen - het afschaffen van de maatschappelijke toestand waarin menselijke noden en relaties tot verhandelbare dingen worden gemaakt - is ook een proces, geen toestand. Het heeft het kapitalisme van begin af aan begeleid. Laat je niet beetnemen: er zijn wel revoluties geweest waarbij het kapitalisme voor enige tijd op enkele plaatsen doorbroken is geweest, de afgelopen twee eeuwen. Maar deze “experimenten” zijn altijd snel door staatsgrepen tot herstel van “normale verhoudingen” beëindigd. Trotsky, Lenin & Stalin is het bekende trio in Rusland, in Spanje waren het de falangisten en royalisten, in niet-eendrachtige samenwerking met de communisten - en daarmee noem ik maar de twee bekendste voorbeelden (de minder bekende zijn misschien zeker zo veelbetekenend en belangwekkend). Is dit ontmoedigend? Misschien - maar bedenk dat maatschappelijke ontwikkelingen een eigen dynamiek hebben, soms kunnen ze heel snel gaan. Een voorwaarde is dat het verzet tegen de heersende verhouding een breed internationaal karakter heeft: gemondialiseerd of, om het anglicisme nog maar eens te debiteren: geglobaliseerd (denk hier zelf even een smileface).
Wonderlijk genoeg is “de Internationale” nu groter en internationaler dan in de tijd van de Internationale, als je begrijpt wat ik bedoel. Dat is wel degelijk een bemoedigend gegeven.
Racisme
Het socialisme is lang voor de voeten gelopen door partijen en regimes die de wijsheid in pacht hadden en vonden dat het bij hun al zo ver was. Eén van de woorden die zij gebruikt en versleten hebben, is “imperialisme”. Hiermee wordt het streven aangeduid van een rijk, machtig land (of een combinatie van landen) om andere, minder rijke en machtige landen in een eigen invloedssfeer te hebben. Om er grondstoffen vandaan te halen, om er industrieproducten aan te verkopen. Het is een te veel gebruikte, misbruikte term, die naar partijbonzen ruikt.
Er wordt iets anders mee bedoeld dan kolonialisme, dat de directe staatkundige overheersing van landen met zich meebracht, en soms gehele volksplantingen waarbij de oorspronkelijke inwonenden van die landen “desnoods” werden uitgeroeid. Nog slechts gisteren: Australië, Amerika en Zuid-Afrika tot het begin van de twintigste eeuw. Dit kolonialisme is zo goed als voorbij. Het is de vraag of - geen toevallig voorbeeld - het optreden van Franse legereenheden (of huurlingen in geheime Franse dienst) in voormalige Franse koloniën imperialistisch genoemd kan worden. Imperialisme is juist de uitdrukking die bestemd was voor de afwezigheid van koloniale verhoudingen.
In die zin zijn de Verenigde Staten de imperialistische mogendheid bij uitstek. Het land is zelf een kolonie geweest, heeft er wel enkele (gehad), maar het grootste deel van de landen die de VS domineren zijn nooit direct bestuurd geweest door de VS. Nu er eigenlijk geen concurrentie op wereldschaal (meer) is - veel zogeheten imperialistische uitingen zijn in feite post- of neokoloniaal - heeft het geen zin meer het woord te gebruiken. Tenzij je het Wolkenkoekoeksland van de gehele wereldomvattende kapitaalsverhouding met de erbij horende ideeën als imperium opvat. Als agitatorische term is het meer besmet en misbruikt dan “socialisme”, dunkt mij. Als dit niet zo was, zou de beweging tegen IMF, Wereldbank enzovoort nog anti-imperialistisch genoemd kunnen worden. Maar we kunnen haar net zo goed meteen anti-kapitalistisch noemen.
Een van de redenen waarom moreel verzet tegen dit kapitalisme gepast zoniet geboden is, is dat het op massale discriminatie van mensen gebaseerd is. Mensen met een donkerder huidskleur dan die van de rijke noorderling.
Bijna iedereen is loonslaaf tegenwoordig, de volledige slavernij is afgeschaft (en wel degelijk dankzij moreel bepaald verzet). Althans de slavernij, waarbij mensen tot geheel verkoopbare waar werden verklaard. Een element van de “ouderwetse”, feodale slavernij - die bestaat overigens nog steeds - kwam er soms nog wel aan te pas. Het gewelddadig verslepen en verhandelen van mensen gaat vooraf aan het idee dat de verslepers en verhandelaars van nature superieur zijn aan de donkere menselijke handelswaar. De racistische idee, anders gezegd, volgt op de racistische praktijk. Het is modern, zoals de consequentie van massamoord op discriminerende gronden zeer modern is. Begon het met de Berberbevolking (Guanche) van de Canarische Eilanden, die nog in de steentijd leefden en dus geen partij waren voor de Spaanse veroveraars? Met de zigeuners, op vele plaatsen in Europa? In ieder geval eindigt het niet met Auschwitz of Rwanda, valt te vrezen. En ziehier waarschijnlijk de belangrijkste reden tot verzet.
“Het gaat er niet om dat ze een donkere kleur hebben, ze zijn nu eenmaal niet bij de tijd.” Wie bepaalt wie of wat bij de tijd is, heeft de macht. Inderdaad, de Guanche waren “niet bij de tijd”, of de indianen, de oorspronkelijke bevolking van Australië en ga maar door. De processen die in Europa en de volksplantingskoloniën tot het vastleggen van de kapitaalsverhouding hebben geleid, zijn in veel arme landen nog aan de gang. Zo is vooral in Afrika veel grond (nog) geen privébezit. Daar wordt, in het kader van “markthervormingen”, structureel aanpassingsbeleid en schuldensanering wel aan gewerkt. In dat werelddeel leeft men “gewoon in de verkeerde tijd”. De privatisering bereikt de pers in de rijke wereld alleen in de vorm van verhalen over “stammenstrijd”, want zo onderstreep je dat ze daar in de verkeerde tijd leven. Een andere mogelijke uiting in “de media” is honger: op gronden waar vroeger zelfvoorzienende landbouw werd bedreven worden nu exportgewassen geteeld, de eigen veeteelt wordt weggeconcurreerd door de dumpingspolitiek van de Europese Unie.
De enige goede tijd, de moderne tijd, is waar de rijke mensen wonen. Het is de tijd, waarin mensen zo min mogelijk besef hebben van de “verkeerde” tijd, die ook in hun eigen deel van de wereld achter hen ligt. Voorwaarts en snel vergeten! In de verkeerde tijd hebben ze een teveel aan geheugen: ze weten nog wat een kruistocht was, ze hebben er ook een teveel aan God of goden. Het is puur toeval dat de mensen met de juiste tijd witter zijn dan de mensen in de verkeerde tijd. Het wordt tijd dat de juiste tijd overal uitbreekt... Dat alleen al op ecologische gronden niet iedereen even rijk kan zijn (of de rijken nog rijker worden), en dat al vaststaat wie het niet zullen worden, is een even groot toeval. Daarbij kan natuurlijk aangetekend worden dat rijkdom alleen bij de gratie van zijn tegenpool kan bestaan, en dat het niet de bedoeling is dat deze tegenpool verdwijnt, ook al denken de bestuurders van de Wereldbank enzovoort dit Wolkenkoekoeksland ooit echt te bereiken.
Intussen dienen wij te geloven dat vrijhandel, die nergens echt vrije handel is, de rijkdom “daar” en het bijdetijds maken van de mensen in het arme deel van de wereld zal bevorderen. De in overgrote meerderheid bleekroze bewoners en bewoonsters van het rijke deel van de wereld, dat bij de tijd is, moeten wel denken dat de mensen in het arme deel van de wereld zoveel van hen houden dat ze voor een hongerloon hun merkkleding fabriceren. Of hun grondstoffen afstaan. Die liefde is een mooi trekje, maar ze moet wel gekoesterd worden op de plaatsen waar de verkeerde tijd heerst. Er hoeven maar een paar mensen hun toevlucht te zoeken in de rijke wereld - om welke reden wordt niet eens meer gevraagd - of er wordt moord en brand geroepen: de rijken worden overspoeld door een menselijke vloedgolf. Aan die klacht zijn de Guanche, de indianen en de oorspronkelijke Australiërs nauwelijks toegekomen - het was met hen gedaan voordat ze konden beseffen dat ze in de verkeerde tijd woonden.
Men zegt dat de revolutionairen van Parijs in 1870-’71 de klokken kapotschoten. Herbert Marcuse bracht het in herinnering, in de pseudo-revolutionaire “jaren zestig”. Het (in overdrachtelijke zin) kapotmaken van de klokken is een centraal punt in de strijd tegen de kapitaalsverhouding.
Oorlog
De belangrijkste ideologische component van het kapitalisme is de verheerlijking van concurrentie. Hoezeer de oorlog van allen tegen allen wordt bezongen kun je zien in het fenomeen “natuurfilm”. Altijd wordt er gegeten, en dus ook opgegeten. Dieren zitten elkaar altijd na. Je zou gaan denken dat het echt zo was, en dat is ook de bedoeling. Geen propaganda zo doeltreffend als die welke niet eens bewust als propaganda gemaakt wordt. Elkaar nazitten en vechten voor het bestaan is in de biologie al een projectie van het burgerlijk streven, maar de ontdekking van deze strijd om het bestaan wordt vervolgens ten voorbeeld gesteld: het is goed dat mensen concurreren. En dat gebeurt. Het gebeurt op sociaal, “micro”-niveau, het gebeurt tussen staten, maar het eerst het meest. De oorlog van allen tegen allen wordt als vanzelfsprekend gepresenteerd, en tegelijkertijd moet je goed weten hoe hij uitgevochten moet worden. Je hebt gezonde concurrentie en je hebt criminaliteit. Dat deze laatste zo gedefinieerd wordt dat de gevangenissen vol donker gekleurde mensen zitten is uiteraard weer zo’n toeval. (Bedenk zelf welke politici waarschijnlijk wel eens een sniff nemen).
Overigens, de concurrentie waar het oorspronkelijk om begonnen is, “in het bedrijfsleven”, is allang niet meer belangrijk. Het weeë stukje dode koe concurreert met smakelijk voedsel, al dan niet carnivoor. Concurrentie tussen Burger King of McDonalds is betekenisloos. En vroeg of laat fuseren ze, als dat al niet op de een of andere manier door aandelentransacties geregeld is.
Het leven brengt wel een zekere strijd met zich mee, maar dit te beklemtonen, in plaats van samenwerking of vreedzaam samenleven, is een keuze, een menselijke keuze die tot een inhumane samenleving leidt. De consequentie is zwaar wapengeweld, door particulieren (terreur noemt men het dan) of tussen staten. Nu is oorlog een verschijnsel dat onmiskenbaar nogal wat ouder is dan het kapitalisme. Niet de echte oorlogsvoering is dan ook de motor achter de groei van deze maatschappelijke verhouding, maar de oorlogsvoorbereiding. Bij wapenproductie is de afname verzekerd, daar zijn staten goed voor, of desgewenst de veelgesmade terroristen (als er maar betaald wordt) -, er wordt koopkracht gegenereerd zonder dat er waren te slijten zijn. Een schier eindeloze bron van inkomsten op de juiste plaats in de juiste tijd, en als ze gebruikt worden zijn ze ook effectief. Al is een buitenaards ruimteschild tegen zogenaamde schurkenstaten eigenlijk op geen enkele manier als rationeel aan te prijzen. Maar wat is rationaliteit als het om de voorbereiding van massale levensvernietiging gaat? “Wij verkopen geen veiligheid, wij verkopen schuilkelders,” om een schuilkelderfabrikant uit het holst van de Koude Oorlog te citeren.
De oorlogsvoorbereiding, de wapenproductie en -verkoop - de stromen die er naar de arme landen gaan waar legers of gewapende groepen klaar staan de zegeningen van de “markthervormingen” op te leggen aan een bevolking die in de verkeerde tijd wil blijven leven - het volgende morele mobilisatiepunt tegen de kapitaalsverhouding. Het belangrijkste? Misschien wel - en hier geldt wel degelijk: wij, de potentiële slachtoffers van deze wapens, hebben geen boodschap aan het behoud van uw baan - zelfbeheer in de wapenfabriek is ondenkbaar. Na het einde van de Koude Oorlog was er even sprake van conversie: overschakeling op productie voor vredestijd. Als bij toverslag waren er plotseling “gelukkig” de schurkenstaten - je hoort nooit meer van die conversie. Op zijn minst kunnen we daarnaar of daarom vragen.
Wie opwerpt dat er van alles niet genoemd is in het bovenstaande heeft natuurlijk gelijk: de ecologische catastrofe; het verval of de zachte dood van de parlementaire democratie (in arme landen is die dood meestal niet zo zacht); wat de oorlog van allen tegen allen betekent voor de verhouding tussen de seksen, en zoveel meer wat er mis is, wat aanleiding is tot bezorgdheid, boosheid, verdriet, verzet. Er is niet zoiets als irrelevante “deelstrijd”. Het moet wel beklemtoond worden dat de genoemde emotionele, morele drijfveren (rechtvaardigheidsbesef!) richtsnoer kunnen zijn in de strijd voor die andere, betere wereld. Angst niet, die werkt verlammend, en leidt juist tot behoud - zelfs ten aanzien van de ecologische crisis is angst een slechte raadgever.
Wat nieuw is dezer dagen, is de mogelijkheid verzet te combineren, als gecombineerd te zien, internationaal te coördineren, lokaal handelen en mondiaal denken met elkaar te verbinden, het uitzicht te krijgen op de betere wereld die mogelijk is. Een Internationale krijgt vorm. Waar het naar toe gaat is niet te voorspellen. Het einde van alle geweld, te beginnen of te eindigen met de staat - daar durf ik eigenlijk zelfs niet op te hopen. Wees niet teleurgesteld als de betere wereld er niet komt naar jouw gevoel: die betere wereld ligt altijd aan de horizon.
Nogmaals: socialisme, de tegenpool van het kapitalisme, is evenzeer een proces, geen statische toestand. Het zijn weer dagen om te beseffen dat dit proces gaande is, nog steeds. Als de tegenstanders van het kapitalisme niet kunnen winnen, is het goed te bedenken dat de mensen die menen belang te hebben bij het behoud ervan niets te winnen hebben. De horizon is dichter bij dan je denkt.
Voor de studiehoofden
Als je uit bewogenheid in actie komt lees je in het algemeen achteraf, dus als je al in actie bent, over waardoor en waartoe je bewogen bent. De daad gaat aan de gedachte vooraf bij sociale bewegingen. Dit wordt wel heel goed onderstreept door de diverse “bijbels” die de “antiglobalisten” worden toegeschreven, en die vrijwel allemaal verschenen zijn terwijl de beweging al volop aan de gang was. Naomi Klein’s
No logo geeft dit tenminste toe. Zij profileert zich wel als radicaal, evenals Negri en Hardt van
Empire. Michael Moore heeft als cineast onthullend werk verricht over sweatshops; in zijn boeken, waarvan ik op dit ogenblik alleen
Downsize this! ken ontpopt hij zich tot “reformist” - hij voerde ook campagne voor de Groenen. Leuk om te lezen, in de stijl van zijn filmwerk. Ik vind het onzin om zogenaamde reformisten om hun reformisme af te wijzen, ik wilde dat ik hun illusies over (herstel van) de democratie kon delen - het woord “illusie” zegt het al. Andere illusionairen: Noreena Hertz,
The silent takeover en George Monbiot (ook Groen),
Captive state - the corporate takeover. Vooral van de laatste verbaast het mij, hoe hij nog de parlementair-democratische illusie kan koesteren, na het démasqué van New Labour - betere dienaren van business dan de Tories zelfs onder Thatcher waren! De oudere al langer met de pen actieven: Susan George,
How the other half dies en natuurlijk “onze eigen” (anarchisten zijn ook wel een beetje partijdig) Noam Chomsky. Het aantal mogelijke “bijbels” neemt wel explosief toe, lijkt het - verbeeld ik het mij of lijken de meeste zelfs uiterlijk op elkaar? En over bijbels gesproken: een aanzienlijk deel van de globo-beweging is religieus gemotiveerd, je komt al een eind met de bergrede.
Waarmee we als vanzelf bij de negentiende-eeuwse socialisten of anarchisten terechtkomen, Tolstoj als een van degenen die het woord richtten tot “de jongelieden”, en die de bergrede als richtsnoer hanteerde in zijn latere jaren. Van de “klassieke” anarchisten wil ik eigenlijk alleen Kropotkin (
Woorden aan de jongelieden,
Wederkerig hulpbetoon - enfin, zie maar wat je te pakken krijgt) en Landauer (
Aufruf zum Sozialismus speciaal) aanbevelen. Van Bakoenin is gezegd dat hij een Internationale op zichzelf was. Een belangrijke Nederlandse klassieker is in het Frans geschreven: Domela Nieuwenhuis’
Le socialisme en danger. (Ik durf er niet eens aan te denken of het ooit nog vertaald zal worden). Voor de hedendaagse anarchisten verwijs ik je graag naar “de speciaalzaak” (steun uw speciaalzaak!).
De klassieke politieke-economen noemden het kapitalisme nog bij zijn naam, en als je er voor kunt en wilt gaan zitten moet je er maar een of meer ter hand nemen: Smith, Ricardo, Mill, voor mijn part Henry George - ze hebben hun goede en slechte kanten. Dat geldt ook voor Marx - als ook het eerste deel van
Das Kapital je te veel lijkt, lees daar dan het hoofdstuk in over de zogenaamde oorspronkelijke accumulatie van het kapitaal - een sleutel tot ook deze tijd, en een motivatie tot wat men “antiglobalisme” belieft te noemen, een hoofdstuk ook waarom ik Marx veel, bijna alles vergeef...
In de twintigste eeuw houdt het eigenlijk al grotendeels op: het woord “kapitalisme” krijgt een ondertoon van kritiek, die nauwelijks meer mag (van de wet wel, maar van de zichzelf intellectuelen noemenden niet). Mijn “bijbel” is
Monopoly capital van Paul A. Baran en Paul M. Sweezy, waarvan ook geldt dat het goede en slechte kanten heeft. Van eerstgenoemde schrijver is in dit verband dunkt mij nog steeds
The political economy of growth van belang. In de voorbije eeuw kwam de kritiek op het kapitalisme niet meer van poltieke-economen. Een mooi klassiek Nederlands boek, tevens programmatisch bedoeld, is
De arbeidersraden van Anton Pannekoek. Verder kan ik eigenlijk alleen wat namen strooien. Kritische-theoretici Horkheimer, Adorno, Fromm, Marcuse, Benjamin - hedendaagsen in deze traditie Kurz (
Schwarzbuch Kapitalismus) en Pohrt in het Duitse taalgebied, in het Franse Virilio. Op de vuilnisbelt gedumpt toen maatschappijkritiek plotseling niet meer hip of cool was: Illich, Schumacher - vraag mij niet wat er tegen zou zijn. Weer helemaal terug: Debord.
Het einde is zoek bij zo’n opsomming, maar hier moet een einde aan komen. Nederlandse christen- of religieus-anarchisten hebben vooropgestaan bij het strijden tegen en denken over (staats)geweld en oorlog; De Ligt was in feite de grondlegger van de polemologie, een bij de Marktconforme Restauratie in Nederland gedumpte wetenschap. Over de moderniteit van racisme en genocide: Zygmunt Bauman
Modernity and the holocaust (de Nederlandse vertaling is erbarmelijk). Over hoe de beschaving verspreid werd over de wereld: van Bartolomé de las Casas’
Brevísima relación is een moderne Nederlandse vertaling vindbaar (
Kort relaas van de verwoesting van de Westindische landen) - als je hiermee begint ben je vanzelf genezen van die beschaving - als je je tenminste door moraal laat leiden, en dat was het uitgangspunt van dit stuk. Anders: Mark Cocker
Rivers of blood, rivers of gold, of Roland Wright:
Stolen continents.
Tenslotte: alle genoemde schrijvers vallen onder het hoofdje “non-fictie”. Hoe de wereld in elkaar steekt kun je wellicht beter vernemen uit poëzie, verhalen of romans. Er is geen beginnen aan, dus noem ik slechts een naam - naast de voor eigenlijk iedereen zinnebeeldige roman van Traven
Het dodenschip. We hadden het over kolonialisme, die ene naam dus: Chinua Achebe.