"Ik geloof niet in God". De eerste zin in een verklaring van Robert Jensen waarom hij christen is. "Ik geloof niet dat Jezus de zoon is van een God waarin ik niet geloof, niet dat hij verrezen is uit de dood en niet dat hij is opgestegen naar een hemel in welks bestaan ik niet geloof".
De eerste zin is het versteende non-argument van de strijdbare atheïst. Er moet iets defineerbaars zijn waarin men niet zegt te geloven, maar God (al dan niet met hoofdletter) onttrekt zich aan definitie. Ofwel: Hij is zo groot dat Hij het niet nodig heeft dat wij in Hem geloven - een aardige van naar ik meen Manenschijn.
Definiëren is futiel. Jezus van Nazareth de fysieke zoon van God noemen is vanuit dit standpunt onmogelijk. Het zou ook niet nodig moeten zijn om te proberen Jezus te volgen.
Jensen zet die stap dan ook. Hij gaat daar waar een ongelovige als Krijthe, waar de modernisten al dan niet annex tolstojanen (christen-anarchisten) eerder gegaan zijn, maar hij wordt juist lid van een presbyteriaanse gemeente. In de volle overtuiging dat er geen politiek heil is buiten de kerk. Hij vindt zichzelf een christen. Wie zou het kunnen weerleggen?
En het probleem van het geloof in God verplaatst hij naar de vraag: "En als "God" slechts de naam is die wij geven aan het mysterie dat wij niet kunnen bevatten met de rede?" Vrijzinnig, klaarblijkelijk zonder de traditie die deze term meesleept.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten