30 maart, 2006

Een wereld te winnen - pleidooi voor dekolonisatie van mens en dier


In het najaar van 1988 meldt de Stichting Das en Boom dat de laatste Nederlandse otter dood gevonden is in Friesland. Al snel blijkt dat dit niet tegengesproken kan worden. Het is intrigerend dat in 1975 Jan Veen nog kon promoveren op het voorkomen van de otter in de provincie Noord-Holland. Het aardigste dat daarover gezegd kan worden is, dat de promovendus, die overigens een belangrijke rol speelt of gespeeld heeft in beschermings- of herintroductieplannen, waarschijnlijk verwilderde nertsen heeft aangezien voor otters.
Men kan zich afvragen wat er mis is met de aanwezigheid van de (Amerikaanse) nerts in het wild in plaats van de inheemse otter, als deze zich, net als de Amerikaanse rivierkreeft, beter handhaaft. De angst voor flora- of faunavervalsing is een projectie van het menselijke nationalisme op de verspreiding van andere levende wezens. Maar voor het navolgende is het belangrijkste dat het uitroeien van een wild dier, in samenhang met het doen verdwijnen van de omgeving waarin dit leefde, geleid heeft tot het uitroepen van het slachtoffer tot troetelbeest. Wie nog nooit een gedachte aan een otter besteed heeft, weet plotseling een park te vinden waar tamme otters worden gekweekt die misschien wel weer eens losgelaten worden, en dit laatste kan bevorderd worden door het overmaken van een bedragje naar een gironummer. Dit steekt nogal schril af bij wat een Amsterdamse binnenvisser meldt in Haring in het IJ. Hij heeft nog een otter aan een riek gestoken, jaren geleden, en dat zou hij zeker weer doen: geen genade voor de visrover. De houding die men tegenover een bepaalde diersoort aanneemt wordt in beslissende mate bepaald door de economische rol die de mens speelt en in hoeverre het dier hierbij betrokken is.

Dit maakt het ook tot een onbegonnen taak een zelfs maar beknopt overzicht te geven van hoe belangrijke denkers tegenover dieren hebben gestaan. Is de "natuur-" en dus diervijandige houding van de "westerse" geïndustrialiseerde samenleving een gevolg van een superioriteitsgevoel, afgeleid van het christendom? Een dergelijke makkelijk gestelde diagnose gaat al voorbij aan de geschiedenis van de godsdienst zelf, en het bekende feit dat iedere ketter zijn eigen letter heeft. Genesis 1:28 zegt: "Weest vruchtbaar, en vermenigvuldigt, en vervult de aarde en onderwerpt haar, en hebt heerschappij over de vissen der zee, en over het gevogelte des hemels, en over al het gedierte, dat op de aarde kruipt." Heerschappij is misschien geen vrijbrief tot doden en opeten - het volgende vers zegt: "Ik heb u al het zaadzaaiende kruid gegeven, dat op de ganse aarde is, en alle geboomte, waarin zaadzaaiende boomvrucht is, het zij u tot spijs." Ziehier wat als een bijbelse opdracht tot vegetarisme zoniet veganisme wordt geïnterpreteerd, direct volgend op de opdracht, althans toestemming, volgens anderen, tot vleeseten.

Is het christendom zo al vrij te pleiten, de vrijdenkende filosofie nagaan ten aanzien van dieren kan alleen maar tot gelijksoortige verwarring leiden. Pas als er machines zijn kan men dieren als machines opvatten, en is daarvan weer een ontkenning nodig. En pas als men overtuigd is van de absolute superioriteit van de mens in schepping of evolutie kan men een hiërarchie opstellen volgens welke vervolgens ook vele medemensen eigenlijk dicht bij het stadium van het dier staan, neen, eigenlijk dieren zijn en dienovereenkomstig behandeld mogen worden: vernietigen als opdracht van de kroon der schepping. En ook dan pas wordt het een vernieuwend idee de principiële gelijkheid van alle mensen te postuleren. Men moet wel heel diep gelovig zijn ten aanzien van "de geschiedenis" als "vooruitgang" om het (blijkbaar niet meer) vanzelfsprekende als verrassend inzicht te zien.

In laatste instantie hangt het lot van dieren, zoals bepaald door mensen, tot nu toe niet af van gedachten over dieren, maar van de menselijke "geschiedenis als vooruitgang" zelf. Het dier is ongewild en ongepland object van deze geschiedenis. Of deze geschiedenis een subject heeft is weer een kwestie die terzijde blijft hier - het dient te volstaan dat dieren dit zeker niet zijn, hoe interessant de gedachtengang van Crosby in Ecological imperialism ook is. Als dieren en planten van de "Oude Wereld" een belangrijke rol spelen bij de kolonisatie van "nieuwe werelden" (Neo-Europa's, noemt Crosby ze), dan toch ook alleen weer als volgers van de mens, niet als zelfstandig handelenden. Ik pleit niet voor een onnozele "materialistische" kijk op de geschiedenis, maar betreur het juist dat, waar het gaat om de andere wezens op deze planeet, ideeën ten aanzien van deze "anderen" tot nu toe geen rol van betekenis spelen.

Enkele illustratieve andere voorbeelden, naast dat van de otter (die zelf moeiteloos vervangen kan worden door "walvis", "zeehond", "panda" en noem maar op, tot "wolf" en "beer" aan toe inmiddels). Een van de door Nederlandse christen-anarchisten van harte aanbevolen boeken die de jeugd moeten opvoeden ten aanzien van het dier is Edelzwart, nu veel beter bekend als Black beauty, geschreven door Anna Sewell. De geschiedenis van dit boek is inmiddels mediageschiedenis geworden. De oorspronkelijke gedachte achter deze geschiedenis van een paard is echter, dat de houding van mensen ten opzichte van het paard, zolang dit nog een belangrijke economische rol speelde (en dit is geen bijkomstigheid!), in toenemende mate bepaald werd door wat mensen van machines verwachtten. De slechte behandeling was juist een gevolg van de voortgang van de mechanisering, niet van de gedachte dat het dier "eigenlijk" een machine is (wat waarschijnlijk zelfs de behavioristen niet geloofd hebben). In de meeste geïndustrialiseerde landen is het paard vooral een troeteldier, bij gebrek aan economisch nut, en pas daardoor is een goede behandeling verzekerd. Het boek van Sewell heeft hierbij geen rol gespeeld.

Een voorbeeld van mishandeling van (troetel)huisdieren die niet meer voorkomt is het houden van trekhonden - maar dat komt meer doordat aan machines in het technische tijdperk van de mens altijd de voorkeur gegeven wordt boven levende wezens. Een andere vorm van wangedrag die ik tegenkwam in vroege nummers van het blad Dierenbescherming was het laten meelopen van een hond met de tram mee, aan de lijn of niet; dat je dit niet meer ziet gebeuren is dunkt mij eerder een gevolg van het verdwijnen van de tram met open balkons dan van een andere houding van de dierenbezitter ten opzichte van het dier.




Een stel kippen



Het dier is een vaak al te nabij "ander", en is als zodanig gevaarlijker dan welke menselijke uitvinding ook. Hoeveel mensen gaan er dood aan de ziekte van Lyme in Nederland, of worden er in ieder geval ernstig ziek van? Ze wordt overgebracht door teken, die toch al zo lichamelijk aanwezig zijn... Voor de toxoplasmose, die een op de miljoen mensen treft, is men iets minder beducht, want die wordt door de huiskat overgebracht, en die is een economisch belangrijke troetel - dat wil zeggen, er is een grote tak van industrie die ervoor moet zorgen dat katten geen muizen eten, kijk maar in de supermarkt. De ziekte van Weil, die aan ratten wordt toegeschreven, zal zeker niet meer slachtoffers eisen, maar is toch een belangrijke reden om dit knaagdier op alle mogelijke manieren te bestrijden (een veel belangrijker reden was ooit in een propagandaspotje op televisie te zien: dat ze meeëten "kost ons geld!"). Maarten 't Hart schreef het in 1973 in een van zijn beste boeken, Ratten: rattenbestrijding is onzinnig zolang er niet ook een campagne voor autobestrijding is.

In het voorjaar van 1997 werd in de omgeving van Holten een weg afgezet, waardoor automobilisten maar liefst een kwartier verloren doordat zij moesten omrijden. De afzetting vond plaats om de laatste levensvatbare groep korhoenders de kans te geven ongestoord te baltsen. Een kwartier verliezen - "en dat voor een stel kippen", zoals de gemengde-berichtgeving een gefrustreerde karrevoerder liet zeggen. De liefde voor natuur en milieu kan aan dergelijke opmerkingen (die beslist geen details zijn) afgemeten worden. Afgezien van de vraag of de omweg echt een kwartier duurde, is de afweging van een kwartier van een automobiel mens tegenover de eeuwigheid voor de laatste korhoenders alleszeggend. Als er geen compromis mogelijk is, en hoe zou dit mogelijk kunnen zijn, dan zal het kwartiertje het winnen boven het leven van het korhoen. Als in Nederland ruim een miljoen gewervelde dieren per jaar geofferd worden op het altaar van het mensenrecht zich aan 120 km of meer per uur voort te bewegen (over de ongewervelden, die achterblijven in de vorm van "een vieze voorruit of bumper", dient men maar helemaal te zwijgen), dan is het ook eigenlijk hypocriet om een offer te vragen voor korhoenders. Of voor padden. Of voor wie ook. Voor mensen wordt dat offer in laatste instantie ook irrelevant geacht: u vindt het toch ook vanzelfsprekend dat je niet kunt oversteken over een (snel)weg? Dode en gewonde mensen ten gevolge van het autoverkeer zijn toch ook alleen maar een kostenpost voor de verzekering, een cijfer in een statistiek.

Economisch nut en de illusie van de snelle verplaatsing: we zijn hier mijns inziens bij de belangrijkste punten die bepalend zijn voor de verhouding tussen mens en dier nu en in de toekomst (en tussen mensen onderling). We kunnen hier afzien van een historisch overzicht van denkers over de verhouding tussen mens en dier uit het verleden, van Boeddha via Plutarchus, Franciscus, Bentham en Reclus tot Schweitzer. Ook onder anarchisten zijn er te vele vooruitgangsgelovigen die, atheïst en wel, toch ruimte zien voor een "kroon der schepping", dus wat zullen dieren voor boodschap aan hen hebben? Ik beperk mij nu dus tot enkele contemporaine denkers die iets belangrijks hebben bijgedragen over de verhouding tussen mens en dier.



De onmogelijke consequentie




Er is in het Nederlandse anarchisme een belangrijke dierlievende onderstroom, van oudsher: het colofon van Dierenbescherming in zijn eerste jaren telt ten minste vier bekende anarchisten als medewerkers. De onderstroom, die een eeuw geleden in het algemeen als "humanitair" werd aangeduid, is eigenlijk blijven voortbestaan, hoe los ook misschien de lateren zich van de traditie vinden staan. De vivisectiebestrijding, ter hand genomen door het echtpaar Van der Hucht, heeft tientallen jaren gedreven op de inzet van Felix Ortt, die de medische vakpers nauwlettend in de gaten hield op berichten over diermishandeling. Want mishandeling is het altijd, maar om critici van het genre "een mensenleven is belangrijker dan dat van een dier" de pas af te snijden wees hij vooral op de dubieuze en zinloze onderzoeken, en dat zijn dan nog de meeste. Dat het principieel niet te rechtvaardigen is dieren op te offeren aan onderzoek naar ziekten bij mensen stond en staat voor de vivisectiebestrijding vast.

Ortts inzet gold de zo zakelijk mogelijke strijd, met argumenten zonder emoties. In een brochure Vivisectie-strijd uit 1923 schat hij het aantal dieren dat in Europa en Noord-Amerika wordt geofferd op driekwart miljoen; als de tekst dertien (13) jaar later wordt herdrukt kan het cijfer aangepast worden: het zijn er inmiddels acht (8) miljoen. Een uitzichtlozer strijd dan die tegen de vivisectie lijkt er eigenlijk niet, het is een wonder dat er nog steeds mensen zijn die de moed niet verloren hebben. Men dient ook te bedenken dat de geïndustrialiseerde "verwerking" van dieren op de snijtafel bij de opkomst van de vivisectiebestrijding zelf nog in het beginstadium verkeerde.

De humanitaire onderstroom manifesteerde zich duidelijk nog in de vroege jaren zeventig, toen de redactie van De Vrije Socialist nogal sterk koketteerde met gewapende strijd: vanuit de geweldloze hoek van de "Noorderlingen" kwamen protesten en voorstellen om deze heilloze lijn te doorbreken onder het motto "Vegetaries Links". Het hielp niet, en er kwam een schisma - nu, ruim een kwart eeuw later, heb ik de indruk dat vegetarisme onder Nederlandse anarchisten meer de norm is dan vleeseten (over die gewapende strijd zwijg ik maar). En dit vegetarisme zal voor de meesten uit ethische overwegingen zijn. Voor de dieren maakt het overigens geen klap uit of mensen terwille van welke politieke of filosofische overtuiging of gezondheidsleer hen niet opeten, alles is meegenomen.

Het consequentst op het gebied van dierenbescherming of -bevrijding, en dat houdt natuurlijk nog heel wat meer in dan vegetarisme of veganisme, is dunkt mij "Alle dieren vrij!". Een van de consequenties die "Alle dieren vrij!" trekt is het volledig afschaffen van het instituut "huisdier", en dat spreekt ook in dierenbevrijdingskringen niet vanzelf. De vrouw die zich uit protest in een kooi tentoonstelde voor de ingang van Artis een aantal jaren geleden - en die daarmee grote aggressie tegen zichzelf losmaakte - vertelde mij dat ze graag lange wandelingen met haar hond maakte. Zij had deze consequentie niet getrokken, en laten we vaststellen dat zoiets nooit verwijtbaar is. Laat de op verwijtende toon uitgesproken beschuldigingen van inconsequentie maar komen van degenen die hun geweten moeten overschreeuwen ("planten hebben ook gevoel!", "hij heb wel mooi leren schoenen aan!" enzovoort).

Het afschaffen van huisdieren ligt logischerwijze in het verlengde van veganisme. Dat de moderniteit een consequent veganistisch of vegetarisch leven in feite onmogelijk maakt is een vreeswekkende paradox. Van oudsher acht men vegetarisme en geheelonthouding als vanzelfsprekend bij elkaar behorend - dan hoeft men zich tenminste niet af te vragen welk bier of welke wijn vegetarisch verantwoord is. Zelf bereiden biedt de grootste zekerheid, al zitten er vast wel springstaarten in de grondstoffen. Maar hoe verspreidt men de diervriendelijke boodschap in uiterste consequentie, wetend dat in beeldschermen en op films ook al dierlijke produkten verwerkt worden? Uitsluitend via de radio, als die tenminste wel vegetarisch is? Nogmaals, inconsequentie is nooit verwijtbaar, en tenslotte kan het voor de industrie geen groot probleem zijn vegetarische/veganistische beeldschermen en film te ontwikkelen - dus laten we dat eisen. Desgevraagd laat "Alle dieren vrij!" weten nu de voorkeur te geven aan kopiëren, maar ja - je weet nooit zeker.

Het is niet moeilijk uit te leggen dat het kleine kwaad altijd de voorkeur moet hebben boven het grote in de omgang met de Ander, die het dier is. Scharrelvlees eten is beter dan gedachteloos de produkten van de bio-industrie tot zich nemen. Vegetarisme is weer beter dan scharrelvlees eten, veganisme is weer een stap verder. Een hond als huisdier heeft het beter dan een arend in een vogelkooitje in een dierentuin. Het schieten van een in het wild levend dier is een kleiner kwaad dan het doden van een batterijkip die voor haar dood al geen leven heeft gehad. Dat er blijkbaar in het algemeen zoiets als een slecht geweten ten opzichte van dieren gegroeid is in deze eeuw mag een wondertje heten - maar zoals een geweten ten aanzien van de soortgenoot geen oorlog of oorlogsvoorbereiding tegenhoudt, leidt ook het geweten ten aanzien van dieren nog niet tot verschil.




Subject-object-relatie?




Animal liberation, zo heette het baanbrekende boek van Peter Singer uit 1975, dat het bewuste terugtreden van mensen ten aanzien van het dier bepleitte. Hij was niet de eerste die op de gruwelen van de bio-industrie wees (Ruth Harrisons Animal machines dateert van 1964, om maar een voorloopster te noemen), laat staan op die van de vivisectie. Hij is wel de eerste die vanuit filosofisch standpunt concludeerde dat de radicaalste emancipatiestrijd voor de deur stond: die van het dier. Na racisme en seksisme viel er te strijden tegen speciesisme (uit te spreken als vijflettergrepig woord), de discriminatie naar soort. En het radicale schuilt erin, dat in tegenstelling tot andere emancipatiestrijd deze moet uitgaan van de onderdrukkende partij, de mens.

Hoe ingrijpend een dergelijk programma is werd al tot uitdrukking gebracht in de Nederlandse titel van de eerste drukken van de vertaling: Pro mens, pro dier - men mocht eens denken dat dierenbevrijding tegen mensen gericht was. Nu had iemand als C.S. Lewis er al op gewezen dat het zogenaamde ontbreken van verstand geen vergoelijking van vivisectie kan zijn, omdat dan ook het mes gezet kan worden in allerlei medemensen. Maar de redeneringen van Singer over consequente en praktische ethiek op dit gebied, in navolging van Bentham en Mill, weten het vele slechte dat er in pijnlijke Duitsers (en hun meelopers) schuilt naar boven te brengen. Singer zal zelf niet in stelling brengen, als zoon van joodse vluchtelingen uit Groot-Duitsland, hoe traditioneel de mensvriendelijke praktische filosofie is van degenen die hem het zwijgen willen opleggen, en dit strekt hem tot eer. Ik breng het maar wel ter sprake, omdat ik de continuïteit te treffend vind.

Hoe belangrijk zijn oproep tot dierenbevrijding ook is, de emancipatie-analogie heeft haar zwakke kanten. Ik zeg dit nu, twintig jaar nadat Singer mij overtuigd heeft van de onhoudbaarheid van redeneringen over het gevoel van planten als argument tegen vegetarisme: het gaat mij er niet om iets aan zijn verdienste af te doen. Volgens de gedachte dat je ergens moet beginnen zet Singer zich nu vooral in voor de bescherming of emancipatie van primaten (apen dus), omdat deze evolutionair het dichtst bij de mens staan. Ook van hem hoeft geen consequentie gevergd te worden, maar ik vind het wel een wat schamele inzet na een groot denkbeeld.

In het voorbijgaan noem ik Barbara Noskes Huilen met de wolven , inmiddels in het Engels uitgegeven bij Black Rose in Montréal. Een belangrijk betoog dat wil afrekenen met de door mensen geponeerde subject-object-relatie ten aanzien van de Ander, het dier. Hoe anders is het dier? Verontrustend minder "anders" enerzijds, en denkbaar anders anderzijds. Zij eindigt met een pleidooi voor een antropologie van het dier - prachtige paradox -, waarbij vooral gedacht wordt aan een andere manier van kijken naar het dier, en dus participerende observatie. Haar slotzin zegt genoeg: "Juist antropologen zouden moeten weten dat Anders-zijn nooit een excuus kan betekenen voor verdinglijking of vernedering, hetzij in de praktijk, hetzij in theorie" - Huilen met de wolven, Amsterdam: Van Gennep, 1992, p.217.



"Het leeft!"




Als er toch een aan de (mensen)politiek ontleend beeld gebruikt moet worden ten aanzien van de mens-dier-verhouding, wil ik pleiten voor het beeld van kolonisatie en de daarbij behorende eis tot dekolonisatie liever dan emancipatie. Paul Virilio gebruikt de domesticatie van dieren en de daarbij behorende verdomming van het dier als analogie voor de endo-kolonisatie die op de dekolonisatie is gevolgd: het kolonialisme is naar binnen geslagen. Onuitgewerkt blijft bij hem het subjectloze van de kolonisatie van de mens: het zijn de zich in stand houdende menselijke verhoudingen die de illusies van snelheid en de daarbij behorende kolonisering van de tijd voortbrengen, de uiterste consequentie van het fetisjisme.

Tegen de koloniale druk van deze illusies kan eigenlijk alleen het eenvoudigste en daardoor radicaalste in stelling gebracht worden: "ik leef", het sterkste getuigenis tegen de kapitaalsverhouding (voor dit inzicht zeg ik dank aan de laatst overgebleven marxist-tevens-anarchist aan de Universiteit van Amsterdam, Werner de Haan). Het simpele feit dat ik leef, wat ook veronderstelt dat "wij leven", maakt mij/ons onoverwinnelijk: sterfelijkheid maakt uitdrukkelijk deel uit van het leven. Bij de zelfkolonialisering behoort in toenemende mate een afschaffen van het leven voor de dood, juist ook voor de mens. De terugwijkende en daardoor totaal wordende staat eist dat "de burger" zich primair ziet als een verzameling te doneren organen die voor een ander een tijdje de dood en daarmee het leven ontkennen. Nogmaals, niets zo subversief in de subjectloze maatschappij als "ik leef" of "ik ben" - dit laatste is opmerkelijk genoeg een van de onmogelijke namen van de God van Mozes.

De menselijke dekolonisatie van deze subjectloosheid houdt tevens de dekolonisatie van de Anderen, de niet of niet geheel begrijpelijke niet-soortgenoten, de dieren dus. Dieren immers, ook al zeggen ze het niet verstaanbaar, hebben de subversieve onhebbelijkheid van er te zijn, te leven, en in hun door mensen tot een kwelling gemaakt bestaan en gewelddadige sterven wordt steeds de ontkenning van leven bij de mens zelf bevestigd. De dekolonisatie kan alleen gecombineerd plaatsvinden. Autobestrijding is dierenbevrijding - niet alleen door de individuele dieren die erdoor gered worden (hoe belangrijk dit ook is), maar doordat het dekolonisatie betekent, van mens en dus van dier.

Dekolonisatie betekent een herstel van het leven voor mensen, maar dit is een zo veelomvattend programma dat de gedachte licht verlammend kan werken. Als deze dekolonisatie voor dieren bijvoorbeeld op korte termijn inhoudt dat de bio-industrie wordt afgeschaft is dat al een hele stap. In de huidige omstandigheden zou men zich kunnen afvragen hoe het komt dat een dergelijke stap genomen zou worden, als niets er op wijst dat de illusies van geld en tijd voor mensen op grote schaal doorzien en opzijgezet worden. Maar voor het concreet levende dier maakt geen menselijk motief iets uit.

Een scharrelvarken heeft geleefd, in tegenstelling tot een batterijbeest, zoals een wild zwijn, zelfs als het door een jager wordt neergeschoten, een waardiger bestaan heeft gehad dan een scharrelvarken. Dekolonisatie van het dier begint bij de erkenning: "het leeft" - een erkenning die niet langer met schrik gepaard moet gaan, maar die samengaat met het tegelijk zo moeilijke en eenvoudige besef van de mens die het vaststelt, zelf te leven. Niemand heeft ons daartoe rechten of plichten te geven, het is nu eenmaal zo. De strijd voor de dekolonisatie van mens en dier, de belangrijkste, nee de enige relevante strijd vanuit anarchistisch perspectief, kan niet verloren worden. Er valt nog steeds een wereld te winnen.

Geen opmerkingen: