De vrijdenker Frits Kief heeft met succes het bekendste citaat van Heine in (en over) Nederland gelanceerd. Het heeft zoals in overeenstemming is met de strekking van de spreuk geen gevolgen gehad in de vorm van acties, demonstraties of organisaties. Dat "de Nederlander" traag is, is een cliché dat al voorkomt in reisverslagen uit de tijd dat Nederland nog niet eens bestond. Het even handige als vervelende aan cliché's is dat ze waar zijn, en dus als het zo uitkomt gedebiteerd kunnen worden. Met het gezag van een Duits negentiende-eeuws dichter achter zich wordt het cliché extra aantrekkelijk. Men kan zich afvragen of dergelijke citeerders van Heine ook een echt citaat van de schrijver kennen - het zou niet zo moeilijk moeten zijn, maar misschien werkt het "Dichter unbekannt" ten aanzien van de Lorelei ook in Nederland door.
Een aardiger vervalsing die alles met actie of organisatie te maken is iets recenter. De mystificatie dat Wilhelmina Drucker in haar eigen tijd bekend zou hebben gestaan als "Dolle Mina" kwam op het juiste ogenblik op de juiste manier aan. Wie wist er in 1970 nog wie Wilhelmina Drucker was? Er was het standbeeld in Amsterdam, het zelfgekozen voorgeslacht had dus al een gecanoniseerde vorm. Drucker was naar de normen van 1970 een brave, burgerlijke feministe, en afgezien van het "brave" is dit een kenschets die ook in haar eigen tijd gepast zou hebben. Maar niet braaf genoeg is nog iets anders dan "dol". Drucker mag nooit voor dol uitgemaakt zijn, Dolle Mina was heel echt: als actiegroep, of beter - volgens de eigen omschrijving - als verzameling acties. Dolle Mina heeft haar rol ten volle gespeeld in de tweede feministische golf in Nederland. Intussen is zij misschien alweer zozeer vergeten dat de eerste associatie die men bij deze naam zal leggen die met een product uit de snackbarwereld is.
Nog net iets recenter, uit 1971, is een falsificatie die grote internationale weerklank heeft gehad en nog heeft. De witte Amerikaanse televisiemaker Ted Perry omlijnde de film Home, die grote bezorgdheid om "het milieu" tot uitdrukking bracht, met teksten, toegeschreven aan het Indiaanse opperhoofd Seattle. Het was een indrukwekkende uitzending, en de tekst van Seattle zong zich al snel los van de televisiecontext, en werd een authentiek indiaans getuigenis. Milieu-activisten, sympathisanten met "inheemse volkeren", anti-imperialisten (tot Eduardo Galeano aan toe) - allen vonden ze iets in een redevoering van een indiaans opperhoofd dat zomaar zei: "Ik ben maar een wilde". Voor de deconstructie van dit verhaal verwijs ik graag verder naar mijn Ch..Charly, ik ben een christen, in Arcade #4 (1993). Hier kan nog bij aangevuld worden, wat ik toen nog niet wist, dat Se-ath, zoals de Chief "eigenlijk" heette, inderdaad allang katholiek was toen hij zijn redevoering zou hebben moeten uitspreken, en zijn slaven had vrijgelaten - over hoe hij zijn polygamie had "opgelost" zwijgt het "echte" verhaal zedig, hij was niet voor niets katholiek geworden....
Of het door de mand vallen als mystificatie veel gevolgen zal hebben voor personen of bewegingen die zich geïnspireerd voelen door de tekst van Ted Perry is een open vraag. "Indianen" doen het hoe dan ook goed bij cultuurcritici in de geïndustrialiseerde wereld. De bekendheid van de Samoaan Tuiavii is vooral beperkt tot het Duitse taalgebied. Zijn redevoeringen, onder de titel Der Papalagi, zijn opnieuw in de belangstelling gekomen in de tijd waarin "groene" strevingen een dergelijke rechtvaardiging van buitenaf nodig leken te hebben, net als de pseudo Chief-Seattle. Toch is in 1969 in het Nederlands deze tekst verschenen bij de Vlijtige vlieg, en in 1975 bij de Real Free Press, en ook later nog gold het als een bij de underground passende tekst. Dat is kwalijker dan de vervalsing van Seattle, want er valt er niet veel "groens" uit de tekst te halen. Daarnaast is de vervalsing nog dommer dan die van Seattle. Deze zag bizons doodschieten vanuit treinen die pas zouden rijden na zijn dood, en er waren in zijn streken helemaal geen bizonkuddes. Maar goed, dat was voor de "groene" boodschap. Kolibri's op Samoa laten rondvliegen dient zelfs dit doel niet, en Tuiavii wel een woord voor wol laten hebben maar niet voor schaap is ook al zeer ondoordacht (afgezien van het feit dat het schaap al jaren tewvoren op Samoa was geïntroduceerd vanuit Nieuw Zeeland).
De schrijver van deze mystificatie, Erich Scheurmann, werd toen het moest nazi, en een overtuigde. Het verlangen naar herstel van de koloniale band tussen Duitsland en Samoa dat Tuiavii uitdraagt kondigt het als het ware al aan. En als klap op de vuurpijl kan vermeld worden dat deze mystificatie gebaseerd is op Lukanga Mukara, het vertoog van een Oostafrikaan, opgetekend door de humanitair-socialist Hans Paasche, die in de Duitse contra-revolutie in 1921 "op de vlucht is neergeschoten". Deze cultuurkritiek zou trouwens wel op een echt verhaal van Een Ander gebaseerd zijn geweest. De Papalagi is wel een vreemde eend in de bijt van de milieubeweging.
Dolle Mina was eerst de intentie tot actie, en daarna pas de vervalsing. De andere genoemde voorbeelden hebben niet geleid tot organisatievormen of bewegingen, ze dienen ten hoogste als voorbeeld, als graag geciteerde tekst. Er is één voorbeeld van een mystificatie die grote gevolgen heeft (gehad) in Nederland, en die wel degelijk tot een organisatorisch verband heeft geleid.
Chinoiserie is de gangbare term voor een zekere Europese interesse zoniet dweepzucht met het mysterieuze, diepzinnige China en zijn bewoners. Zij komt niet alleen in de beeldende kunst tot uiting. Als onder invloed van (onder anderen) Schopenhauer en de theosofen het boeddhisme in zwang raakt onder witte intellectuelen uit het noorden verplaatst de interesse zich naar het nog veel mysterieuzer en spiritueler Tibet. Dit gebeurde omstreeks de vorige eeuwwisseling. Het China van Mao Zedong loste dit Tibet af in de decennia na de Tweede Wereldoorlog, waarbij trouwens de Chinese aanspraken op Tibet als legitiem erkend werden door de weldenkende witte intellectueel. De slag om het Plein van de Hemelse Vrede in 1989, die nog net voorafging aan de ineenstorting van het reëel bestaande socialisme, leidde de terugkeer naar Tibet in voor de witte noordelijke intelligentsia - mensenrechten, spiritualiteit en een herleefde interesse in het boeddhisme zijn de trefwoorden bij deze nieuwe slingergang - en overigens zijn de Chinese aanspraken op Tibet natuurlijk helemaal niet legitiem. Deze wendingen corresponderen uiteraard wel met de lotgevallen van Oostaziatische landen, maar het is de vraag of deze een doorslaggevende rol spelen bij de wisselingen van belangstelling.
De slinger wees naar Tibet in 1903, toen ds. Louis A. Bähler het boeddhistische zendingsgeschrift Het "christelijk" barbarendom in Europa uit het Duits vertaalde. Het betrof hier, zoals het titelblad vermeldde een
oproeping gericht aan alle verlichten en alle ware discipelen van den verheven Boeddha, om de barbaren en heidenen van het Westen, die nog in den diepsten afgrond van religieuze onwetendheid verzonken liggen, te voeren op de weg der verlossing.
Bähler was de meest uitgesproken christen-anarchistische predikant binnen de Nederlandse Hervormde Kerk, een eeuw geleden. Op Schiermonnikoog, zijn eerste gemeente, getuigde hij van zijn pantheïsme in lyrische stamelende woorden, die door zijn gemeente klaarblijkelijk positief gewaardeerd werden. Dominee besefte wel dat hij een beetje een rare was op het eiland, maar de Schiermonnikogers vonden het waarschijnlijk vervelender dat hij boos of verdrietig was over het slachten van zeehonden dan dat hij niet direct de gangbare lijn binnen de Kerk volgde. Hij stond hier van 1895 tot 1902. Hierna werd hij predikant in het Friese Oosterwolde, zijn laatste beroeping was naar Aduard in 1909, waar hij in 1911 vertrok wegens onenigheid met zijn gemeente (toch, tenslotte - maar het ging niet zozeer om zijn heterodoxe moderne aanpak als wel om een conflict over een prominent gemeentelid dat in opspraak was geraakt). Hierna was hij actief als catechisator - maar het is nu niet de bedoeling een levensschets van Bähler te geven. Het volsta dat hij sympathiseerde met het boeddhisme, maar zich altijd christen bleef noemen, nooit boeddhist.
De sympathie ging ver. Als socialist en (dus) antikoloniaal kon hij het niet over zijn hart verkrijgen zelfs maar geld voor de zending te geven, want zending was onverbrekelijk verbonden met het kolonialisme. Hij vond omgekeerd dat de cultuurvolken van Azië de zuurdesem van het brahmanisme en het boeddhisme aan "ons Christelijke meel" konden toevoegen. In 1899 leest hij de vertaling van het geschrift van een Tibetaanse lama van de hand van Franz Hartmann, Duits theosoof, redacteur van Lotusblüthen - ein monatlich erscheinendes Journal enthaltend Originalartikel und ausgewählte Übersetzungen aus der orientalischen Litteratur in Bezug auf die Grundlage der Religionen des Ostens und der Theosophie. Het is een oproep de christelijke heidenen en barbaren te bekeren tot het ware licht van Boeddha, geschreven door de naamloze lama. Bähler merkt over de anonieme zendeling op dat zijn
boeddhisme zuiver is, vrij van al de bijgeloovige en afgodische aanhangsels welke men onder vele onontwikkelde Boeddhaïsten aantreft.
De morele superioriteit van het boeddhisme wordt door de vertalers, Hartmann en Bähler, voetstoots aanvaard. Het gaat om een praktische superioriteit. Alles wat een humanitair of christen-anarchist afwijst, wordt door het boeddhisme evenzeer afgewezen: dierenmishandeling en vleeseten; drankgebruik; geweld in het algemeen en oorlogsgeweld in het bijzonder. De idealisering van het boeddhisme spreekt ook uit De ziel van een volk van de Britse koloniaal Fielding, een lofzang op het vreedzame Birma dat overweldigd is - vertaald door de christen-anarchist Ortt. Het wonderlijke aan deze geschriften is dat het boeddhistische ideaal getoetst wordt aan de christelijke praktijk in Europa en Noord-Amerika, die uiteraard niet eens aan de eisen van het christendom voldoet, laat staan aan die van het boeddhisme...
Dat er plaats zou zijn voor een "binnenlandse" zending in de boeddhistische wereld, die zelf nogal afgedreven is naar carnivorendom, drankgebruik en oorlogvoering, past niet bij deze idealisering. Bähler geloofde wel degelijk dat een Tibetaanse lama de moeite had genomen de tot materialisme vervallen christelijke barbaren van Europa tot het licht van Azië te brengen. Eén proeve uit de vertaling:
Ontelbaar zijn de uitvindingen, welke zij [=de christelijke barbaren] hebben gedaan om zich op kunstige wijze het leven gemakkelijk en aangenaam te maken, en zij zijn zelven daarbij tot kunstig samengestelde wezens geworden. Zij leven bijna uitsluitend in droomen en voorstellingen van dingen, welke zij wel voor werkelijkheid houden, maar die toch geen blijvende waarde bezitten, integendeel slechts voor dit korte en vergankelijke bestaan van belang zijn en ten slotte tot niets leiden.(p.23)
De christelijke barbaren moeten uit de droom geholpen worden door het boeddhisme.
Bähler is voor de kerkelijke rechtbank gedaagd in Friesland wegens dit geschrift. Het werd niet gewaardeerd dat een hervormd predikant impliciet het boeddhisme superieur verklaarde aan het christendom. Bähler ontkende dat hij dit ooit betoogd zou hebben, vocht zijn schorsing aan en tot genoegen van zijn gemeente werd hij vrijgesproken (1905). Voor de orthodoxe vleugel van de Nederlandse Hervormde Kerk was de vrijspraak de aanleiding tot de oprichting van de Gereformeerde Bond tot Verbreiding en Verdediging van de Waarheid in de Nederlandsche Hervormde (Gereformeerde) Kerk, in 1906, op initiatief van de Utrechtse hoogleraar H. Visscher en de predikanten E.E. Gewin en M. van Grieken. De Bond bestaat nog steeds, en profileert zich als de orthodoxe vleugel binnen de Hervormde kerk. Hij heeft zich bijvoorbeeld verzet tegen de oecumenische toenadering in de vorm van Samen op weg, tussen de eerder afgescheiden gereformeerden, luthersen en hervormden.
Waarschijnlijk was de Bond toch op het een of ander tijstip gevormd onder het kerkvolk en de predikanten die ontevreden waren over het modernisme, waarvan het christen-anarchisme de uiterste linkervleugel vormde. De Bonders avant la lettre hebben bijvoorbeeld nooit geloofd dat het geschrift over de "christelijke" barbaren door een Tibetaanse lama was geschreven - tot op heden zullen zij stellen dat het boekje van Bähler zelf is. Maar deze ontkende, tot het einde aan toe. En liegen past niet bij deze predikant en zijn rechtvaardigheidsgevoel, en zijn bijna steil aandoend modernisme. Het dient gezegd dat hij later zeer ontdaan was toen zijn geestverwant Lod. van Mierop het boeddhisme als inferieur aan het christendom afdeed - daar zat vast de slechte invloed van Bolland achter, vond Bähler - indirect gaf hij hiermee wel blijk van een zekere voorkeur.
In de loop van de tijd sloop toch twijfel omtrent de authenticiteit van het getuigenis van de Tibetaanse lama in zijn beschouwingen over het gewraakte boek. Hij kon alleen de verklaring van degene, van wiens Duitse vertaling hij op zijn beurt een vertaling had gemaakt, aanvoeren, dat het wel degelijk om een lamaïstisch zendingsgeschrift ging. In de tweede druk van zijn Het Boeddhisme - een populair-wetenschappelijke uiteenzetting (1935) komt hij er niet meer op terug. Intussen valt er vanuit Duitsland niets goeds meer te vermelden, het boeddhistische tekens van de swastika wordt door het regime gebruikt als dekmantel voor jodenvervolging - het kon nog stukken erger met het barbarendom, kortom.
Als de zendingsoproep tegen de "christelijke barbaren" niet van Hartmann zelf is geweest, moet hij afkomstig zijn uit kringen in Duitsland die zelf de boeddhistische zending ter hand meenden te moeten nemen. Maar wie zal de moeite genomen hebben eerst een dergelijk geschrift in het Tibetaans te schrijven, en het dan ter vertaling in het Duits aan te bieden? Het waarschijnlijkst is dus, dat de falsificatie van Hartmann zelf afkomstig is. Hij zal niet hebben kunnen vermoeden dat zijn oproep tot een heuse bijna-scheuring in de belangrijkste protestantse geloofsrichting van Nederland zou leiden. Een mystificatie kortom, die in ieder geval tot een organisatorisch verband heeft geleid.
- Geciteerd uit: Boeddhistische Zending, Het "Christelijke" barbarendom in Europa. Uit het Duitsch vertaald door Dr. Louis A. Bähler, Predikant der Ned. Herv. Gemeente te Oosterwolde (Fr.). Drukkerij Vrede, Blaricum (N.-H.), 1903.
(In het Jaarboek voor de geschiedenis van het Nederlands protestantisme 2005 staat een artikel over dit geruchtmakende boekje. De bijdrage hierboven was bedoeld als extraatje bij mijn artikel over anarchistische dominees in Nederland voor Onvoltooid verleden. Op de een of andere manier heb ik het nooit verzonden. Bij dezen. Op genoemd jaarboek kom ik nog terug - moet het nog lezen).
Geen opmerkingen:
Een reactie posten