In een hier geplaatste voordracht verwijs ik naar de wonderlijke ervaring dat ik soms mij gedwongen voel naar de overkant van de gracht te kijken want - stop de persen! - er is een voorbijgang(st)er al dan niet op de fiets. Op mijn beurt kan ik de voorbijgang(st)er het ongemakkelijke gevoel geven bespied te worden, een gevoel dat een zekerheid wordt als zij (meestal zij) op- en omkijkt.
Het is behoorlijk rustig op de gracht, en het werkt eigenlijk alleen als ik niet geconcentreerd met iets bezig ben. Het is niet vatbaar voor experimenten, dunkt mij. Ik zie het ook als basis voor religio, het gevoel of besef van een aanwezigheid die jou als ander waarneemt, maar die jij niet kunt waarnemen - een ervaring waarvoor je in ontzag of schrik terugdeinst. Dit is de etymologische achtergrond van het Latijnse woord, het heeft niet direct iets met "verbinden" te maken, ook al wil de Kerk van Rome het graag zo voorstellen.
Is de overkant-van-de-gracht-ervaring experimenteel te verificeren/falsificeren? Het gebrek aan concentratie dat mij uit het raam doet kijken in het besef: "voorbijgang(st)er!" is niet experimenteel af te dwingen. Het zelfde geldt dunkt mij voor andere vormen van telepathie (want hieronder deel ik het maar in), of metapsychische verschijnselen in het algemeen. Juist het idee van proefopzetten en observeren heeft tot zoveel bedrog en charlatannerie geleid, waarmee de verschijnselen zelf hun slechte naam hebben gekregen. Het is beter er in te berusten dat er verschijnselen (vooralsnog) principieel onmeetbaar zijn.
Dit geldt zeker ook voor mystieke ervaringen, die terwille van een boek dat "Waarom God niet verdwijnt" of iets dergelijks heet, gedaan zijn: monniken melden met een belletje dat ze een mystieke ervaring hebben en er wordt gauw even iets aan hun hersenen gemeten. Ik betwijfel of monniken zo vaak mystieke ervaringen hebben dat er iets meetbaar zou kunnen zijn. Hier gaat het al helemaal om iets wat zich in de eerste plaats aan definitie en zeker aan operationalisering onttrekt.
Het lijkt mij dat dus ook het gevoel dat er ogen in je rug prikken niet in een experimentele opzet is te verificeren of falsificeren. Er zou in berust moeten worden. Het verschijnsel onttrekt zich aan de meten-is-weten-sfeer. Zoiets kan men ook zeggen van de dieptepychologie van Jung - hoogst interessante gedachten, maar niet betekenisvol te bevatten volgens de Wetenschappelijke Methode. We zijn hier in de sfeer van de literatuur, waar waarheden onthuld worden die zich onttrekken aan de Sickbocks en de Cijfers. Rupert Sheldrake wil experimenteel aantonen dat je ogen wel kunt voelen staren zonder ze te zien. Hij zou er van af moeten zien dit met experimenten te onderbouwen.
Weinig zo ideologisch geladen als de biologie zoals deze aan het brede onwetend geachte publiek wordt verkocht. De natuurfilm: het boomaapje zit zich rustig te vlooien, of zit vruchten te eten (je moet namelijk voortdurend kanen in natuurfilms). Met een eventueel dreigend muziekje eronder wordt ingezoomd op de grote boze arend, de aartsvijand van het boomaapje (of de wurgslang, de luipaard of noem maar op). De montage suggereert dat de filmer het gevaar voor het boomaapje al ziet, maar het onschuldige diertje zit te wachten om meteen gegrepen of opgejaagd en gegeten te worden. Dat er geen verband is tussen de eerste dreigende beelden en het opgegeten worden moet de kijker ontgaan. Het gaat er om dat de sterkste de zwakke overwint en opeet. Het sociaal-darwinisme als bevestigende ideologie van het kapitalisme.
Bij het imploderende kapitalisme van na 1975 hoort een verder uitgebreid verhaal. Het boomaapje vecht met een ander boomaapje om een vruchtbaar boomapinnetje dat wacht op het ogenblik dat een mannetje haar eens lekker verwent. Het winnende boomaapje wordt gefilmd terwijl hij een nummertje maakt met het vrouwtje. Commentaar: het sterke aapje geeft zijn genen door aan het vrouwtje, waardoor de aapjes alleen maar sterker worden. (Je dient je niet af te vragen waarom er nog aapjes zijn die verliezen).
Genen als ideologische kletskoek om het volk zijn plaats te wijzen. Wij moeten vooral niet denken dat het vrouwtje ook iets door te geven heeft, in ieder geval aan het mannetjesaapje, namelijk een (kortstondig) genoegen waar het tenslotte om begonnen is. Nee, de pornografische beelden gaan over het zelfzuchtige gen. Denken dat het iets met gevoelens, lust en de bijbehorende drang te maken heeft is volgens de bijbehorende ideologie anthropomorf redeneren. Ik verstout mij op te merken dat het juist uiterst anthropocentrisch is te denken dat de boomaapjes alleen maar genen hebben door te geven, en dat het knokken om het meissie daarover gaat - en het is al helemaal grof te suggereren dat het meissie zelf niets te vertellen heeft.
Het egocentrische gen als beeld van het kapitalisme dat consumptie vooropstelt en het bijbehorende hebberige ikje - iets wat zich als paradigmatische wetenschap presenteert met dergelijke verhalen is junk science, crackpot ideology, om de taal van het Vierde Rijk aan te houden. En dat de aapjes alleen maar bezig zijn met hun genen, of liever de genen met de aapjes, is tenslotte een ideologisch bedenkseltje dat zich aan experimenten onttrekt. De heersende wetenschap is de wetenschap van de heersers, zeker hier.
De morfische resonantie met de bijbehorende veld-gedachte van Rupert Sheldrake doet mij sterk denken aan de entelechie van Driesch (en dus Aristoteles).
Hier alles wat u wilt weten over en van Driesch, en meer.
We zijn hier in het grensgebied tussen natuurwetenschap, filosofie en theologie, zoals Ortt met zijn pneumat-energetisch monisme. Interessante gedachten, maar waarschijnlijk niet in een proefopzet te verificeren/falsificeren. Eigenlijk denk ik dat Sheldrake dit ook niet moet proberen. Hij wil serieus genomen worden door zijn collega-biologen, maar een paradigmawisseling vraagt om meer dan het - vermoedelijk op deze wijze onvindbare - bewijs dat je ogen in je rug kunt voelen prikken. En met een verbondenheid met het Al van het zelfzuchtige genendoorgevende consumentje hoef je in de biologie in het huidige tijdsgewricht niet aan te komen.
"Met honden zit het zo - ook al denken sommige mensen dat het triviaal is vanuit wetenschappelijk oogpunt, het is precies het omgekeerde. De natuurwetenschap gelooft dat dieren en planten slechts onbewuste automaten zijn. Het geheel van de natuur is onbewust, behalve de mens. Wij zijn de enige slimmeriken in het hele universum en hebben op de een of andere manier ontdekt hoe alles in elkaar zit. En dit betekent dat wij door middel van de natuurwetenschap de natuur kunnen manipuleren en producten voor de multinationals kunnen verbeteren.
Descartes geloofde dat de enige soort geest de bewuste geest is. Toen ontdekte Freud het onbewuste. Toen zei Jung dat het niet alleen maar een persoonlijk onbewuste is maar een collectief onbewuste. Morfische resonantie toont ons dat onze zielen met die van anderen verbonden zijn en gebonden zijn aan de wereld om ons heen."
Sheldrake verder aan het woord.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten