In 1964 was er de Zo-is-het-toevallig-ook-nog-eens-een-keer-affaire. Uit het onnozele onderdeel "Beeldreligie" werd door het gezonde volksondervinden een rel geschopt die leidde tot een manifest onder de titel Pays Bah. Een van de presentatoren was Joop van Tijn, en dit moet waarschijnljk het antisemitisch vuil dat loskwam verklaren - al dient ook meteen gezegd dat een beetje antisemiet helemaal geen jood nodig heeft voor zijn overtuiging. De rel ebde weg, het programma bleef. In de jaren zeventig zijn er in Schiedam en Rotterdam de zogeheten Turkenrellen uitgebroken, het enige georganiseerde "etnische" geweld dat Nederland in mensenheugenis heeft meegemaakt. Eigenlijk viel het allemaal wel mee.
Bij de schok en de ontsteltenis over de moord op Pim Fortuyn was er toch ook de opluchting - gelukkig, de dader is een "blanke" Nederlander. Ik weet dat ik die rare opluchting ook even gevoeld heb - het waren dagen waarin men vanzelf deel werd van de manisch-depressieve samenleving. De kwestie waarom het maar het beste een moordenaar "uit eigen volk" kon zijn is hiermee natuurlijk niet opgelost. Vreesde iedereen een gewelddadig losbarsten van het bekende volksgevoel als de moord door "een allochtoon", iemand die er voor zorgt dat Nederland "multicultureel" genoemd wordt, was gepleegd? Dekten die schijnheilige termen "van boven" een inderdaad broeiende haat "van onderen"? Hoe gewelddadig zouden zich de gevoelens kunnen uiten waarvan zedig ontkend werd dat ze bestaan? Zoals het is, is het al erg genoeg, kunnen we zeggen - niet alle postuum op Fortuyn uitgebrachte stemmen zullen zijn ingegeven door racisme en xenofobie, maar veel wel. En veel van die stemmen zijn van mensen gekomen die anders nooit de moeite nemen naar de stembus te gaan. Waarmee de oproepen die sommige anarchisten ritueel vanuit hun eeuwige winterslaap slaken om niet te gaan stemmen in het juiste perspectief geplaatst zijn. Of moeten we blij zijn dat het falderappes anders wegblijft?
Nederland leefde onder Paars in een soort Sowjetwerkelijkheid. Vroom zegt de regering dat het openbaar vervoer bevorderd moet worden, en intussen wordt het "gedereguleerd" zoniet geprivatiseerd. Het onderwijs is doodvernieuwd. Achtenswaardige en nodige beroepen - docent, verpleegkundige, huisarts, rechter zelfs - zijn zo gedegradeerd dat ze er misschien niet meer bovenop komen. Iedereen kan de zegeningen van de tucht van de markt dagelijks waarnemen. Het is niet uniek voor Nederland. De van bovenaf opgelegde depolitisering, een oud vertrouwd mechanisme in dit land, het schaamteloos overboord zetten van zelfs maar de illusie van een parlementair links - de SP niet te na gesproken - is dit wel. Je kunt bijna opgelucht zijn dat er nu alleen een echt-rechtse regering mogelijk is. Ironischerwijze heeft die meer kans van slagen nu Fortuyn er niet meer is dan als hij nog geleefd had - de kogels kwamen rechts heel goed uit, "maar dat zal je wel weer niet mogen zeggen".
Dat de Partij van de Arbeid, en ook het zeer gouvernementele GroenLinks, een electoraal pak slaag zouden krijgen stond vast - en dat dit niets te maken had met hoe Melkert "overkwam" was al even duidelijk. Waarschijnlijk had de vernieuwingsbeweging Leefbaar Nederland - afstotelijke naam, maar voordat Fortuyn lijsttrekker werd een wellicht interessant alternatief - voor deze afstraffing gezorgd. Nu is het electorale gat in de markt van de xenofobie, waartoe ooit door academici de Centrumpartij is opgericht, ten volle verkend. Het is alleen de vraag of de elite, waar Fortuyn uit voortkwam en deel van uitmaakte - merkwaardig dat dit zijn achterban niets uitmaakte - het project wil voortzetten - of er dus in dit o zo democratische land een verdere xenofobe revolutie van bovenaf te verwachten is. Of van onderop zelfs? Het antwoord op de eerste vraag ligt besloten in de oplossing van het raadsel dat ik u nu voorleg.
In 1990 verscheen De ondergang van Nederland van Mohammed Rasoel, een schotschrift tegen de dreigende dominantie van islam en moslims in Nederland. De Nederlanders waren te lief en te naief om te zien dat zij onder de voet gelopen werden. Het was een goedgeschreven abject product, zogenaamd vertaald uit het Engels. Wie was Mohammed Rasoel?
Op het Amsterdamse Rembrandtplein verrichtte in die tijden een mooie, soepele, donkere man halsbrekende acrobatische toeren. Son of Tarzan noemde hij zich, en hij kwam uit Pakistan. Met een theedoek voor zijn hoofd (zo werd dat gezegd, het moest een qufiya verbeelden, niet erg Pakistaans) werd hij gelanceerd als de anonieme schrijver van De ondergang van Nederland. Hij werd op den duur ook in die functie ge�nterviewd, en hij was een gemakkelijk doelwit: verrader van eigen soort, misbruiker van Nederlandse tolerantie en gastvrijheid. Dat hij nauwelijks uit zijn woorden kon komen, niet geacht kon worden een samenhangend verhaal te schrijven, af en toe uit de hem toebedeelde rol viel ("degene die dit boek geschreven heeft"), maakte niet uit. De zondebok was gevonden. Zijn rol als acrobaat en schrijver was uitgespeeld.
Wat een dubbelzinnigheden. De moslim die waarschuwt voor zijn geloofsgenoten zal de wrekende hand van de Nederlandse gastvrijheid voelen. Wat was er te zeggen? Ik werkte in die dagen bij een opinieweekblad waar "de man met de theedoek" ook was langsgeweest. Maar het plaatste het genante verhaal van tekstwetenschapsprofessor Van Dijk, die insinueerde dat Gerrit Komrij de man achter dit boek was. Waarmee het rookgordijn alleen maar dikker werd. Je hoefde waarachtig geen groot Komrijkenner te zijn om in te zien dat hij Rasoel niet was. Nederland dommelde weer weg. Son of Tarzan was de boosdoener, klaar uit.
Een jaar later verscheen op de opiniepagina van De Volkskrant een glashelder requisitoir waarom Son of Tarzan Rasoel niet geweest was, en dat het boek een proefballonnetje was vanuit de Nederlandse elite om te zien hoe er op zo'n betoog gereageerd werd. De redenering was zo overtuigend dat ik contact wilde opnemen met de schrijver of schrijfster (het viel uit de naam niet op te maken). Maar het Amsterdamse telefoonboek gaf geen gehoor.
Nee, Fortuyn is Rasoel niet geweest. Als schrijver was hij de mindere van Rasoel. En Fortuyn kon inmiddels al openlijk "tegen de islamisering van onze cultuur" schrijven, flink als men bedenkt welke maatschappelijke positie de gemiddelde moslim in Nederland bekleedt. De proefballon was geslaagd. Maar wie heeft hem opgelaten en wie heeft de aftocht van Rasoel gedekt, en - desnoods nog - waarom?
Een paar dagen na het overtuigende stuk in de Volkskrant over Rasoel bespreek ik in een Amsterdams café met een collega van het ter ziele gegane opinieweekblad De Toestand in het algemeen. Of hij het stuk gelezen had? Nee, maar wie had het eigenlijk geschreven? "Een onbekende - heb ik niet in het telefoonboek kunnen vinden. Anne O. Nieman." Pas toen ik de naam uitsprak tegen de collega besefte ik dat het requisitoir deel was van het rookgordijn. Wie was deze ingewijde nu weer? Mohammed Rasoel zelf, of iemand die hem (haar?) kent? Waarheen wil (een deel van) de Nederlandse spraakmakende gemeente? Ik keer de vraag van de Fortuynaanhang maar eens om: heeft u nu uw zin?
Twee noten achteraf:
Aangetekend kan worden dat Volkert van der G., bewapend milieuactivist en veganistisch automobilist, het met de doorsnee-LPF-stemmer onmiddellijk eens zal zijn: Nederland is vol. Dief en diefjesmaat.
En wat de oorspronkelijke naamgever van die lijst betreft denk ik dat ik zowaar eens kan instemmen met Hans Daudt: het zou een soort DS'70 geworden zijn. Waarschijnlijk duurt dit kabinet ook niet zo lang. Maar met Fortuyn zou de rancuneus-rechtse achterban waarschijnlijk meer getemd zijn dan nu het geval lijkt - hoewel het afbrokkelingsproces al in gang is gezet. Misschien geldt voor die regering toch weer het woord van Han van der Horst: het ziet er somber uit, maar het zal allemaal wel meevallen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten