31 augustus, 2005

Gedachtenis van Ger Harmsen


Hij stond altijd wat slungelig voor het bord, en had iets schoolmeesterachtigs. De toespeling "als je als leraar mislukt bent kun je altijd nog op de universiteit gaan werken", die met gelach in de zaal begroet werd, ging, begreep ik later, over hemzelf. Aan te laat binnenkomen werd niet voorbijgegaan - gelukkig kan ik mijzelf, toch notoir telaatkomer vaak, in dit geval alleen als toeschouwer vermelden. Een keer speelde hij het als ordehouder op scherp. Hij had in de gaten dat er iemand de krant zat te lezen. "Ja, u daar. Wat leest u daar?" De betrokkene werd gemaand naar voren te komen met wat ze zoveel belangrijker vond dan het college. Het was een van die studenten die zichzelf zo belangwekkend vond dat ze in een advertentie had opgeroepen toch vooral op de CPN te stemmen. Wist hij dit?

Daar stond ze, met De Volkskrant, dus niet met het lijfblad van haar partij, die wel raad wist met de renegaat die haar naar voren had geroepen. "Dus dit vindt u belangrijker dan mijn college?" Zij werd de zaal uitgestuurd - en ze gehoorzaamde zowaar ook nog. Uit zijn memoires/autobiografie begrijp ik dat hij het zelf een grote gok had gevonden zijn gezag op deze manier te laten gelden. En natuurlijk wist hij niet wie hij voor zich had. Ik heb er nog over gedacht hem dit te laten weten, maar welk doel zou het ook dienen - en het is inmiddels te laat. Ger Harmsen is op 3 april jongstleden overleden, op 82-jarige leeftijd.

Nee, ik kwam niet te laat voor zijn colleges. Tezamen met zijn collega's Ed Vermeulen en Leo Biegel - en in mindere mate Frits de Jong Edz., die als collegegever zwak was - opende hij de of een wereld voor mij, ongeveer zoals ik hoopte dat het zou gebeuren op iets wat "universiteit" heet. De historici van de zevende faculteit voldeden aan de opdracht die aan deze faculteit gesteld was door haar geestelijke vader Jan Romein, wiens geest ook wel rondwaarde in colleges, vooral bij Ed Vermeulen. Het werd zowaar over mij gezegd bij mijn nogal erg vertraagde afstuderen: van hen was ik leerling, verder van bijna niemand binnen deze faculteit. Toen ik Harmsen wat vinnig terechtwees in een artikel over J.J. Hof, die hijzelf toch "ontdekt" had, voelde ik mij bijna schuldig aan geestelijke-vadermoord - terwijl hij, als hij het gelezen heeft - en dat is bijna onvermijdelijk - toch juist tevreden had moeten zijn. (En dat zal hij dan ook wel geweest zijn). Het schuldgevoel hing samen met de schandalige manier waarop lichtgewichten met de juiste partijkaart (inmiddels natuurlijk allemaal liberaal-democraten) in hun partijschrijfsels van alles over hem debiteerden. Hij kende het sectarische wereldje van de CPN van binnenuit, en wist wat het was met modder te gooien. Maar toch.

Al vrij spoedig begreep ik van Harmsen wat het "natuur"-vijandige bestanddeel was en is van de heersende ideologie. Het was een van die bijna openbarende momenten tijdens de colleges, die ik als bevrijdend ervoer - en die dus aan hun dialectische taak voldaan moeten hebben. Ik kan er meer over zeggen, en misschien gebeurt dit in de vorm van aanvullingen, maar dit kan ook veelzeggend genoeg zijn.

De wonderlijkste ontdekking - ontleend aan Herfsttijloos - was zijn jeugdige sympathie voor het christen-anarchisme, wat hij overigens steeds tolstojanisme noemt. (Daar lopen onze wegen nu juist uiteen, en dat is goed). Verder ben ik met dit boek nogal verlegen - het is al niet zo mooi als iemand uitweidt over amoureuze of seksuele affaires, maar het is al helemaal slikken als een docent in dat opzicht dichtbij komt - als het gaat over mijn generatiegenotes, wil ik maar zeggen. De uitgeverij waar hij zelf zo'n grote rol in gespeeld heeft, heeft hem hierin de vrije hand gelaten. Het zij zo. Of er nog veel te doen is voor een biograaf, als deze zich aandient?

In zekere zin kan ik zelfs zeggen dat zijn politieke loopbaan mijn eigen keuzen bepaald heeft. In de zomer van 1974, toen ik bepaald wel was uitgekeken op de Federatie van Vrije Socialisten, werd mij van enkele kanten gevraagd lid te worden van de PSP. Koos ik voor dakloosheid of voor dit dak? In die dagen echter speelde een interne ruzie (daar waren er nogal wat van in de PSP) over mogelijke samenwerking met de PvdA. Ik zag daar niets in. Maar ik zag ook niets in de manier waarop met de mensen die daar anders over dachten omgesprongen werd. Harmsen was een van hen. Toen zij (de "Oosterhesselaren") de partij uitgewerkt werden was het duidelijk: ik zou dakloos blijven. Ik kan niet zeggen dat ik daar spijt van heb.

Geen opmerkingen: